Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- meegaand:
- meegaan:
-
Wiktionary:
- meegaand → accommodant, mou
- meegaand → accomodant
- meegaan → accompagner
- meegaan → suivre
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor meegaand (Nederlands) in het Frans
meegaand:
-
meegaand (inschikkelijk; soepel; gewillig; toegeeflijk; gedwee; toegevend)
complaisant; indulgent; coulant; avec indulgence; facile à vivre; avec complaisance; souple; docile; empressé; docilement; accommodant; avec empressement-
complaisant bijvoeglijk naamwoord
-
indulgent bijvoeglijk naamwoord
-
coulant bijvoeglijk naamwoord
-
avec indulgence bijvoeglijk naamwoord
-
facile à vivre bijvoeglijk naamwoord
-
avec complaisance bijvoeglijk naamwoord
-
souple bijvoeglijk naamwoord
-
docile bijvoeglijk naamwoord
-
empressé bijvoeglijk naamwoord
-
docilement bijvoeglijk naamwoord
-
accommodant bijvoeglijk naamwoord
-
avec empressement bijvoeglijk naamwoord
-
-
meegaand (buigzaam; flexibel; soepel)
flexible; avec souplesse; souple; élastique; maniable-
flexible bijvoeglijk naamwoord
-
avec souplesse bijvoeglijk naamwoord
-
souple bijvoeglijk naamwoord
-
élastique bijvoeglijk naamwoord
-
maniable bijvoeglijk naamwoord
-
-
meegaand (gedwee; onderworpen; volgzaam)
soumis; facilement; flexible; soumis à; facile; souple; docile; obéissant; maniable; docilement-
soumis bijvoeglijk naamwoord
-
facilement bijwoord
-
flexible bijvoeglijk naamwoord
-
soumis à bijvoeglijk naamwoord
-
facile bijvoeglijk naamwoord
-
souple bijvoeglijk naamwoord
-
docile bijvoeglijk naamwoord
-
obéissant bijvoeglijk naamwoord
-
maniable bijvoeglijk naamwoord
-
docilement bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor meegaand:
Verwante woorden van "meegaand":
Wiktionary: meegaand
meegaand
Cross Translation:
adjective
-
Qui s’accommoder à tous et à tout.
-
Qui cède facilement au toucher
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• meegaand | → accomodant | ↔ nachgiebig — Charakter: einen Standpunkt nicht konsequent verfolgend |
meegaan:
-
meegaan (vergezellen; begeleiden; chaperonneren; volgen; geleiden; escorteren; meelopen)
accompagner; conduire; escorter; mener; chaperonner-
accompagner werkwoord (accompagne, accompagnes, accompagnons, accompagnez, accompagnent, accompagnais, accompagnait, accompagnions, accompagniez, accompagnaient, accompagnai, accompagnas, accompagna, accompagnâmes, accompagnâtes, accompagnèrent, accompagnerai, accompagneras, accompagnera, accompagnerons, accompagnerez, accompagneront)
-
conduire werkwoord (conduis, conduit, conduisons, conduisez, conduisent, conduisais, conduisait, conduisions, conduisiez, conduisaient, conduisis, conduisit, conduisîmes, conduisîtes, conduisirent, conduirai, conduiras, conduira, conduirons, conduirez, conduiront)
-
escorter werkwoord (escorte, escortes, escortons, escortez, escortent, escortais, escortait, escortions, escortiez, escortaient, escortai, escortas, escorta, escortâmes, escortâtes, escortèrent, escorterai, escorteras, escortera, escorterons, escorterez, escorteront)
-
mener werkwoord (mène, mènes, menons, menez, mènent, menais, menait, menions, meniez, menaient, menai, menas, mena, menâmes, menâtes, menèrent, mènerai, mèneras, mènera, mènerons, mènerez, mèneront)
-
chaperonner werkwoord (chaperonne, chaperonnes, chaperonnons, chaperonnez, chaperonnent, chaperonnais, chaperonnait, chaperonnions, chaperonniez, chaperonnaient, chaperonnai, chaperonnas, chaperonna, chaperonnâmes, chaperonnâtes, chaperonnèrent, chaperonnerai, chaperonneras, chaperonnera, chaperonnerons, chaperonnerez, chaperonneront)
-
Conjugations for meegaan:
o.t.t.
- ga mee
- gaat mee
- gaat mee
- gaan mee
- gaan mee
- gaan mee
o.v.t.
- ging mee
- ging mee
- ging mee
- gingen mee
- gingen mee
- gingen mee
v.t.t.
- ben meegegaan
- bent meegegaan
- is meegegaan
- zijn meegegaan
- zijn meegegaan
- zijn meegegaan
v.v.t.
- was meegegaan
- was meegegaan
- was meegegaan
- waren meegegaan
- waren meegegaan
- waren meegegaan
o.t.t.t.
- zal meegaan
- zult meegaan
- zal meegaan
- zullen meegaan
- zullen meegaan
- zullen meegaan
o.v.t.t.
- zou meegaan
- zou meegaan
- zou meegaan
- zouden meegaan
- zouden meegaan
- zouden meegaan
diversen
- ga mee!
- gaat mee!
- meegegaan
- meegaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor meegaan:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
accompagner | begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen | begeleiden; meerijden; rondleiden; wegbrengen |
chaperonner | begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen | |
conduire | begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen | aan het stuur zitten; aanvoeren; begeleiden; besturen; karren; leiden; leiding geven; managen; meevoeren; rijden; rondleiden; sturen; voeren; voorzitten; wegbrengen; zenden |
escorter | begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen | begeleiden; rondleiden; wegbrengen |
mener | begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen | aanvoeren; begeleiden; besturen; bevel voeren over; commanderen; een voorsprong hebben; leiden; leiding geven; leidinggeven; managen; meevoeren; voeren; voorliggen; voorzitten; wegbrengen |
Verwante definities voor "meegaan":
Wiktionary: meegaan
meegaan
Cross Translation:
verb
-
op hetzelfde moment dezelfde richting uitgaan
- meegaan → accompagner
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• meegaan | → suivre | ↔ call — to match or equal the amount of poker chips in the pot as the player that bet |