Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- matten:
-
mat:
- éteint; bébête; sans souffle; voilé; sans inspiration; terne; mat; poudré; opaque; sans éclat; blême; vague; abruti; étourdi; hébété; indolent; inanimé; apathique; mort; faible; mou; lent; lentement; misérable; languissant; sans âme; sans envie; indolemment; sans force
- dessous de plat; dessous de table; pelouse; gazon; herbe; tapis; paillasson; descente de lit
-
Wiktionary:
- mat → languissant, terne
- mat → échec et mat, terne, mat, paillasson, carpette, natte, tapis, mate
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor matten (Nederlands) in het Frans
matten:
-
matten (strijden; vechten; knokken)
se battre; lutter; se bagarrer; se cogner-
se battre werkwoord
-
lutter werkwoord (lutte, luttes, luttons, luttez, luttent, luttais, luttait, luttions, luttiez, luttaient, luttai, luttas, lutta, luttâmes, luttâtes, luttèrent, lutterai, lutteras, luttera, lutterons, lutterez, lutteront)
-
se bagarrer werkwoord
-
se cogner werkwoord
-
-
matten (knokken; vechten; bakkeleien; duelleren; kampen)
se battre; tabasser; battre le fer; castagner; se cogner; se chamailler; se battre en duel; se bagarrer; taper dur; se quereller; aller sur le pré-
se battre werkwoord
-
tabasser werkwoord (tabasse, tabasses, tabassons, tabassez, tabassent, tabassais, tabassait, tabassions, tabassiez, tabassaient, tabassai, tabassas, tabassa, tabassâmes, tabassâtes, tabassèrent, tabasserai, tabasseras, tabassera, tabasserons, tabasserez, tabasseront)
-
battre le fer werkwoord
-
castagner werkwoord (castagne, castagnes, castagnons, castagnez, castagnent, castagnais, castagnait, castagnions, castagniez, castagnaient, castagnai, castagnas, castagna, castagnâmes, castagnâtes, castagnèrent, castagnerai, castagneras, castagnera, castagnerons, castagnerez, castagneront)
-
se cogner werkwoord
-
se chamailler werkwoord
-
se battre en duel werkwoord
-
se bagarrer werkwoord
-
taper dur werkwoord
-
se quereller werkwoord
-
aller sur le pré werkwoord
-
Conjugations for matten:
o.t.t.
- mat
- mat
- mat
- matten
- matten
- matten
o.v.t.
- matte
- matte
- matte
- matten
- matten
- matten
v.t.t.
- heb gemat
- hebt gemat
- heeft gemat
- hebben gemat
- hebben gemat
- hebben gemat
v.v.t.
- had gemat
- had gemat
- had gemat
- hadden gemat
- hadden gemat
- hadden gemat
o.t.t.t.
- zal matten
- zult matten
- zal matten
- zullen matten
- zullen matten
- zullen matten
o.v.t.t.
- zou matten
- zou matten
- zou matten
- zouden matten
- zouden matten
- zouden matten
en verder
- is gemat
- zijn gemat
diversen
- mat!
- mat!
- gemat
- mattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor matten:
Verwante woorden van "matten":
matten vorm van mat:
-
mat (niet uitbundig)
éteint; bébête; sans souffle; voilé; sans inspiration; terne-
éteint bijvoeglijk naamwoord
-
bébête bijvoeglijk naamwoord
-
sans souffle bijvoeglijk naamwoord
-
voilé bijvoeglijk naamwoord
-
sans inspiration bijvoeglijk naamwoord
-
terne bijvoeglijk naamwoord
-
-
mat (gematteerd)
mat; poudré; opaque; terne; sans éclat-
mat bijvoeglijk naamwoord
-
poudré bijvoeglijk naamwoord
-
opaque bijvoeglijk naamwoord
-
terne bijvoeglijk naamwoord
-
sans éclat bijvoeglijk naamwoord
-
-
mat (flets)
-
mat (glansloos; dof; beslagen)
mat; terne; sans éclat-
mat bijvoeglijk naamwoord
-
terne bijvoeglijk naamwoord
-
sans éclat bijvoeglijk naamwoord
-
-
mat (niet helder; dof; flets)
-
mat (versuft; soezerig; suf; geesteloos; dof; daas)
-
mat (futloos; slap; lusteloos; lamlendig)
indolent; inanimé; apathique; mort; faible; mou; lent; lentement; terne; misérable; languissant; sans âme; sans envie; indolemment; sans force-
indolent bijvoeglijk naamwoord
-
inanimé bijvoeglijk naamwoord
-
apathique bijvoeglijk naamwoord
-
mort bijvoeglijk naamwoord
-
faible bijvoeglijk naamwoord
-
mou bijvoeglijk naamwoord
-
lent bijvoeglijk naamwoord
-
lentement bijvoeglijk naamwoord
-
terne bijvoeglijk naamwoord
-
misérable bijvoeglijk naamwoord
-
languissant bijvoeglijk naamwoord
-
sans âme bijvoeglijk naamwoord
-
sans envie bijvoeglijk naamwoord
-
indolemment bijvoeglijk naamwoord
-
sans force bijvoeglijk naamwoord
-
-
de mat (onderzetter; matje; onderlegger; placemat; tafelmatje)
-
de mat (grasmat; gras)
-
de mat (vloermat)
Vertaal Matrix voor mat:
Verwante woorden van "mat":
Synoniemen voor "mat":
Antoniemen van "mat":
Verwante definities voor "mat":
Wiktionary: mat
mat
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• mat | → échec et mat | ↔ checkmate — said when making the conclusive move in chess |
• mat | → terne; mat | ↔ dull — not shiny |
• mat | → paillasson; carpette; natte; tapis | ↔ mat — foot wiping device or floor covering |
• mat | → mate; mat | ↔ matte — not reflective of light |