Nederlands
Uitgebreide vertaling voor manoeuvreren (Nederlands) in het Frans
manoeuvreren:
-
manoeuvreren (marcheren)
manoeuvrer; bouger; manier; actionner-
manoeuvrer werkwoord (manoeuvre, manoeuvres, manoeuvrons, manoeuvrez, manoeuvrent, manoeuvrais, manoeuvrait, manoeuvrions, manoeuvriez, manoeuvraient, manoeuvrai, manoeuvras, manoeuvra, manoeuvrâmes, manoeuvrâtes, manoeuvrèrent, manoeuvrerai, manoeuvreras, manoeuvrera, manoeuvrerons, manoeuvrerez, manoeuvreront)
-
bouger werkwoord (bouge, bouges, bougeons, bougez, bougent, bougeais, bougeait, bougions, bougiez, bougeaient, bougeai, bougeas, bougea, bougeâmes, bougeâtes, bougèrent, bougerai, bougeras, bougera, bougerons, bougerez, bougeront)
-
manier werkwoord (manie, manies, manions, maniez, manient, maniais, maniait, maniions, maniiez, maniaient, maniai, manias, mania, maniâmes, maniâtes, manièrent, manierai, manieras, maniera, manierons, manierez, manieront)
-
actionner werkwoord (actionne, actionnes, actionnons, actionnez, actionnent, actionnais, actionnait, actionnions, actionniez, actionnaient, actionnai, actionnas, actionna, actionnâmes, actionnâtes, actionnèrent, actionnerai, actionneras, actionnera, actionnerons, actionnerez, actionneront)
-
Conjugations for manoeuvreren:
o.t.t.
- manoeuvreer
- manoeuvreert
- manoeuvreert
- manoeuvreren
- manoeuvreren
- manoeuvreren
o.v.t.
- manoeuvreerde
- manoeuvreerde
- manoeuvreerde
- manoeuvreerden
- manoeuvreerden
- manoeuvreerden
v.t.t.
- heb gemanoeuvreerd
- hebt gemanoeuvreerd
- heeft gemanoeuvreerd
- hebben gemanoeuvreerd
- hebben gemanoeuvreerd
- hebben gemanoeuvreerd
v.v.t.
- had gemanoeuvreerd
- had gemanoeuvreerd
- had gemanoeuvreerd
- hadden gemanoeuvreerd
- hadden gemanoeuvreerd
- hadden gemanoeuvreerd
o.t.t.t.
- zal manoeuvreren
- zult manoeuvreren
- zal manoeuvreren
- zullen manoeuvreren
- zullen manoeuvreren
- zullen manoeuvreren
o.v.t.t.
- zou manoeuvreren
- zou manoeuvreren
- zou manoeuvreren
- zouden manoeuvreren
- zouden manoeuvreren
- zouden manoeuvreren
en verder
- ben gemanoeuvreerd
- bent gemanoeuvreerd
- is gemanoeuvreerd
- zijn gemanoeuvreerd
- zijn gemanoeuvreerd
- zijn gemanoeuvreerd
diversen
- manoeuvreer!
- manoeuvreert!
- gemanoeuvreerd
- manoeuvrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor manoeuvreren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
actionner | manoeuvreren; marcheren | aandrijven; aansporen; beroeren; bewegen; gerechtelijk vervolgen; in beweging brengen; mixen; opkrikken; opwekken; prikkelen; roeren; stimuleren; vervolgen |
bouger | manoeuvreren; marcheren | agiteren; beroeren; bewegen; in beroering brengen; in beweging brengen; loshangen; loszitten; omroeren; oppoken; opstoken; roeren; verroeren; zich bewegen; zich verplaatsen |
manier | manoeuvreren; marcheren | aanvoeren; behandelen; besturen; iets aankunnen; leiden; leiding geven; managen; onder behandeling nemen; voorzitten |
manoeuvrer | manoeuvreren; marcheren | bespelen |
Wiktionary: manoeuvreren
manoeuvreren
Cross Translation:
verb
-
Faire fonctionner avec la main.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• manoeuvreren | → manœuvrer | ↔ maneuver — to move (something) carefully, and often with difficulty, into a certain position |
Computer vertaling door derden: