Nederlands
Uitgebreide vertaling voor maakt dicht (Nederlands) in het Frans
dichtmaken:
-
dichtmaken (dichtstoppen; dichten; stoppen)
colmater; taper; obturer; calfeutrer-
colmater werkwoord (colmate, colmates, colmatons, colmatez, colmatent, colmatais, colmatait, colmations, colmatiez, colmataient, colmatai, colmatas, colmata, colmatâmes, colmatâtes, colmatèrent, colmaterai, colmateras, colmatera, colmaterons, colmaterez, colmateront)
-
taper werkwoord (tape, tapes, tapons, tapez, tapent, tapais, tapait, tapions, tapiez, tapaient, tapai, tapas, tapa, tapâmes, tapâtes, tapèrent, taperai, taperas, tapera, taperons, taperez, taperont)
-
obturer werkwoord (obture, obtures, obturons, obturez, obturent, obturais, obturait, obturions, obturiez, obturaient, obturai, obturas, obtura, obturâmes, obturâtes, obturèrent, obturerai, obtureras, obturera, obturerons, obturerez, obtureront)
-
calfeutrer werkwoord (calfeutre, calfeutres, calfeutrons, calfeutrez, calfeutrent, calfeutrais, calfeutrait, calfeutrions, calfeutriez, calfeutraient, calfeutrai, calfeutras, calfeutra, calfeutrâmes, calfeutrâtes, calfeutrèrent, calfeutrerai, calfeutreras, calfeutrera, calfeutrerons, calfeutrerez, calfeutreront)
-
-
dichtmaken (dichtdoen; sluiten; toedoen; toetrekken)
fermer; clore; boucler; verrouiller; cacheter; apposer les scellés-
fermer werkwoord (ferme, fermes, fermons, fermez, ferment, fermais, fermait, fermions, fermiez, fermaient, fermai, fermas, ferma, fermâmes, fermâtes, fermèrent, fermerai, fermeras, fermera, fermerons, fermerez, fermeront)
-
boucler werkwoord (boucle, boucles, bouclons, bouclez, bouclent, bouclais, bouclait, bouclions, boucliez, bouclaient, bouclai, bouclas, boucla, bouclâmes, bouclâtes, bouclèrent, bouclerai, boucleras, bouclera, bouclerons, bouclerez, boucleront)
-
verrouiller werkwoord (verrouille, verrouilles, verrouillons, verrouillez, verrouillent, verrouillais, verrouillait, verrouillions, verrouilliez, verrouillaient, verrouillai, verrouillas, verrouilla, verrouillâmes, verrouillâtes, verrouillèrent, verrouillerai, verrouilleras, verrouillera, verrouillerons, verrouillerez, verrouilleront)
-
cacheter werkwoord (cachette, cachettes, cachetons, cachetez, cachettent, cachetais, cachetait, cachetions, cachetiez, cachetaient, cachetai, cachetas, cacheta, cachetâmes, cachetâtes, cachetèrent, cachetterai, cachetteras, cachettera, cachetterons, cachetterez, cachetteront)
-
apposer les scellés werkwoord
-
-
dichtmaken (vergrendelen; locken; afsluiten; sluiten; afgrendelen; op slot zetten; op slot doen; grendelen; borgen; dichtdoen)
verrouiller; boucler; fermer au verrou; clore; fermer-
verrouiller werkwoord (verrouille, verrouilles, verrouillons, verrouillez, verrouillent, verrouillais, verrouillait, verrouillions, verrouilliez, verrouillaient, verrouillai, verrouillas, verrouilla, verrouillâmes, verrouillâtes, verrouillèrent, verrouillerai, verrouilleras, verrouillera, verrouillerons, verrouillerez, verrouilleront)
-
boucler werkwoord (boucle, boucles, bouclons, bouclez, bouclent, bouclais, bouclait, bouclions, boucliez, bouclaient, bouclai, bouclas, boucla, bouclâmes, bouclâtes, bouclèrent, bouclerai, boucleras, bouclera, bouclerons, bouclerez, boucleront)
-
fermer au verrou werkwoord
-
fermer werkwoord (ferme, fermes, fermons, fermez, ferment, fermais, fermait, fermions, fermiez, fermaient, fermai, fermas, ferma, fermâmes, fermâtes, fermèrent, fermerai, fermeras, fermera, fermerons, fermerez, fermeront)
-
Conjugations for dichtmaken:
o.t.t.
- maak dicht
- maakt dicht
- maakt dicht
- maken dicht
- maken dicht
- maken dicht
o.v.t.
- maakte dicht
- maakte dicht
- maakte dicht
- maakten dicht
- maakten dicht
- maakten dicht
v.t.t.
- heb dichtgemaakt
- hebt dichtgemaakt
- heeft dichtgemaakt
- hebben dichtgemaakt
- hebben dichtgemaakt
- hebben dichtgemaakt
v.v.t.
- had dichtgemaakt
- had dichtgemaakt
- had dichtgemaakt
- hadden dichtgemaakt
- hadden dichtgemaakt
- hadden dichtgemaakt
o.t.t.t.
- zal dichtmaken
- zult dichtmaken
- zal dichtmaken
- zullen dichtmaken
- zullen dichtmaken
- zullen dichtmaken
o.v.t.t.
- zou dichtmaken
- zou dichtmaken
- zou dichtmaken
- zouden dichtmaken
- zouden dichtmaken
- zouden dichtmaken
en verder
- is dichtgemaakt
- zijn dichtgemaakt
diversen
- maak dicht!
- maakt dicht!
- dichtgemaakt
- dichtmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
dichtmaken (afsluiting; sluiting; het afsluiten)
Vertaal Matrix voor dichtmaken:
Wiktionary: dichtmaken
dichtmaken
verb
-
Traductions à trier suivant le sens
-
Clore.