Nederlands
Uitgebreide vertaling voor luiheid (Nederlands) in het Frans
luiheid:
-
de luiheid (traagheid; inertie; indolentie; sloomheid; logheid; langzaamheid; lamlendigheid; slapte)
Vertaal Matrix voor luiheid:
Verwante woorden van "luiheid":
Wiktionary: luiheid
luiheid vorm van lui:
-
lui (werkschuw; traag)
paresseux; paresseuse; paresseusement-
paresseux bijvoeglijk naamwoord
-
paresseuse bijvoeglijk naamwoord
-
paresseusement bijvoeglijk naamwoord
-
-
lui (niets doend)
paresseux; fainéant; paresseuse; inactif; indolent; paresseusement-
paresseux bijvoeglijk naamwoord
-
fainéant bijvoeglijk naamwoord
-
paresseuse bijvoeglijk naamwoord
-
inactif bijvoeglijk naamwoord
-
indolent bijvoeglijk naamwoord
-
paresseusement bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor lui:
Verwante woorden van "lui":
Antoniemen van "lui":
Verwante definities voor "lui":
Wiktionary: lui
lui
Cross Translation:
adjective
lui
-
werkschuw, niet houden van inspanning of werk
- lui → paresseux
-
lieden, mensen
- lui → gens
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lui | → paresseux | ↔ lazy — unwilling to work |
• lui | → gens | ↔ people — a body of human beings; a group of two or more persons |
• lui | → gens; personnes | ↔ Leute — eine Gruppe von Personen, Menschen meist unbestimmter, aber auch bestimmter Anzahl |
• lui | → gens | ↔ Leute — Kollektivum: die Menschen im Allgemeinen, gewöhnliche Menschen |