Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor louteren (Nederlands) in het Frans
louteren:
-
louteren (in zedelijk opzicht zuiveren; reinigen; kuisen; klaren)
nettoyer; purger; épurer; purifier; laver-
nettoyer werkwoord (nettoie, nettoies, nettoyons, nettoyez, nettoient, nettoyais, nettoyait, nettoyions, nettoyiez, nettoyaient, nettoyai, nettoyas, nettoya, nettoyâmes, nettoyâtes, nettoyèrent, nettoierai, nettoieras, nettoiera, nettoierons, nettoierez, nettoieront)
-
purger werkwoord (purge, purges, purgeons, purgez, purgent, purgeais, purgeait, purgions, purgiez, purgeaient, purgeai, purgeas, purgea, purgeâmes, purgeâtes, purgèrent, purgerai, purgeras, purgera, purgerons, purgerez, purgeront)
-
épurer werkwoord (épure, épures, épurons, épurez, épurent, épurais, épurait, épurions, épuriez, épuraient, épurai, épuras, épura, épurâmes, épurâtes, épurèrent, épurerai, épureras, épurera, épurerons, épurerez, épureront)
-
purifier werkwoord (purifie, purifies, purifions, purifiez, purifient, purifiais, purifiait, purifiions, purifiiez, purifiaient, purifiai, purifias, purifia, purifiâmes, purifiâtes, purifièrent, purifierai, purifieras, purifiera, purifierons, purifierez, purifieront)
-
laver werkwoord (lave, laves, lavons, lavez, lavent, lavais, lavait, lavions, laviez, lavaient, lavai, lavas, lava, lavâmes, lavâtes, lavèrent, laverai, laveras, lavera, laverons, laverez, laveront)
-
Conjugations for louteren:
o.t.t.
- louter
- loutert
- loutert
- louteren
- louteren
- louteren
o.v.t.
- louterde
- louterde
- louterde
- louterden
- louterden
- louterden
v.t.t.
- ben gelouterd
- bent gelouterd
- is gelouterd
- zijn gelouterd
- zijn gelouterd
- zijn gelouterd
v.v.t.
- was gelouterd
- was gelouterd
- was gelouterd
- waren gelouterd
- waren gelouterd
- waren gelouterd
o.t.t.t.
- zal louteren
- zult louteren
- zal louteren
- zullen louteren
- zullen louteren
- zullen louteren
o.v.t.t.
- zou louteren
- zou louteren
- zou louteren
- zouden louteren
- zouden louteren
- zouden louteren
en verder
- heb gelouterd
- hebt gelouterd
- heeft gelouterd
- hebben gelouterd
- hebben gelouterd
- hebben gelouterd
diversen
- louter!
- loutert!
- gelouterd
- louterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze