Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. lokaliseren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lokaliseren (Nederlands) in het Frans

lokaliseren:

lokaliseren werkwoord (lokaliseer, lokaliseert, lokaliseerde, lokaliseerden, gelokaliseerd)

  1. lokaliseren (traceren; opsporen; vinden)
    trouver; tracer; déterminer; dépister; localiser; découvrir
    • trouver werkwoord (trouve, trouves, trouvons, trouvez, )
    • tracer werkwoord (trace, traces, traçons, tracez, )
    • déterminer werkwoord (détermine, détermines, déterminons, déterminez, )
    • dépister werkwoord (dépiste, dépistes, dépistons, dépistez, )
    • localiser werkwoord (localise, localises, localisons, localisez, )
    • découvrir werkwoord (découvre, découvres, découvrons, découvrez, )

Conjugations for lokaliseren:

o.t.t.
  1. lokaliseer
  2. lokaliseert
  3. lokaliseert
  4. lokaliseren
  5. lokaliseren
  6. lokaliseren
o.v.t.
  1. lokaliseerde
  2. lokaliseerde
  3. lokaliseerde
  4. lokaliseerden
  5. lokaliseerden
  6. lokaliseerden
v.t.t.
  1. heb gelokaliseerd
  2. hebt gelokaliseerd
  3. heeft gelokaliseerd
  4. hebben gelokaliseerd
  5. hebben gelokaliseerd
  6. hebben gelokaliseerd
v.v.t.
  1. had gelokaliseerd
  2. had gelokaliseerd
  3. had gelokaliseerd
  4. hadden gelokaliseerd
  5. hadden gelokaliseerd
  6. hadden gelokaliseerd
o.t.t.t.
  1. zal lokaliseren
  2. zult lokaliseren
  3. zal lokaliseren
  4. zullen lokaliseren
  5. zullen lokaliseren
  6. zullen lokaliseren
o.v.t.t.
  1. zou lokaliseren
  2. zou lokaliseren
  3. zou lokaliseren
  4. zouden lokaliseren
  5. zouden lokaliseren
  6. zouden lokaliseren
en verder
  1. ben gelokaliseerd
  2. bent gelokaliseerd
  3. is gelokaliseerd
  4. zijn gelokaliseerd
  5. zijn gelokaliseerd
  6. zijn gelokaliseerd
diversen
  1. lokaliseer!
  2. lokaliseert!
  3. gelokaliseerd
  4. lokaliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor lokaliseren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
découvrir lokaliseren; opsporen; traceren; vinden achter komen; achterhalen; bloot leggen; blootleggen; ontdekken; onthullen; ontknopen; ontmaskeren; ontmoeten; ontraadselen; ontrafelen; ontsluiten; ontwaren; ontwarren; openbreken; opendoen; openen; openleggen; openmaken; oplossen; opsnuffelen; opsporen; plaats toekennen; plaatsen; reveleren; te weten komen; tegenkomen; treffen; uitvissen; vinden
dépister lokaliseren; opsporen; traceren; vinden
déterminer lokaliseren; opsporen; traceren; vinden adviseren; afwegen; bepalen; bestemmen; constateren; definiëren; determineren; een ereteken geven; iets aanraden; ingeven; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; nader omschrijven; omschrijven; onderscheiden; overdenken; overwegen; plaats toekennen; plaatsen; preciseren; raden; suggereren; typeren; vaststellen
localiser lokaliseren; opsporen; traceren; vinden plaats toekennen; plaatsen; vinden
tracer lokaliseren; opsporen; traceren; vinden afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; krabbelen; met pen overtekenen; omlijnen; overtrekken; tekenen; terecht brengen; traceren; uitstippelen; uittekenen; uitzetten
trouver lokaliseren; opsporen; traceren; vinden aantreffen; achterhalen; ontdekken; ontmoeten; plaats toekennen; plaatsen; te weten komen; tegenkomen; terecht brengen; treffen; vinden

Wiktionary: lokaliseren

lokaliseren
verb
  1. de plaats vaststellen van