Nederlands
Uitgebreide vertaling voor lijntrekken (Nederlands) in het Frans
lijntrekken:
-
lijntrekken
détendre; relâcher; distraire-
détendre werkwoord (détends, détend, détendons, détendez, détendent, détendais, détendait, détendions, détendiez, détendaient, détendis, détendit, détendîmes, détendîtes, détendirent, détendrai, détendras, détendra, détendrons, détendrez, détendront)
-
relâcher werkwoord (relâche, relâches, relâchons, relâchez, relâchent, relâchais, relâchait, relâchions, relâchiez, relâchaient, relâchai, relâchas, relâcha, relâchâmes, relâchâtes, relâchèrent, relâcherai, relâcheras, relâchera, relâcherons, relâcherez, relâcheront)
-
distraire werkwoord (distrais, distrait, distrayons, distrayez, distraient, distrayais, distrayait, distrayions, distrayiez, distrayaient, distrairai, distrairas, distraira, distrairons, distrairez, distrairont)
-
Conjugations for lijntrekken:
o.t.t.
- trek lijn
- trekt lijn
- trekt lijn
- trekken lijn
- trekken lijn
- trekken lijn
o.v.t.
- trok lijn
- trok lijn
- trok lijn
- trokken lijn
- trokken lijn
- trokken lijn
v.t.t.
- heb lijngetrokken
- hebt lijngetrokken
- heeft lijngetrokken
- hebben lijngetrokken
- hebben lijngetrokken
- hebben lijngetrokken
v.v.t.
- had lijngetrokken
- had lijngetrokken
- had lijngetrokken
- hadden lijngetrokken
- hadden lijngetrokken
- hadden lijngetrokken
o.t.t.t.
- zal lijntrekken
- zult lijntrekken
- zal lijntrekken
- zullen lijntrekken
- zullen lijntrekken
- zullen lijntrekken
o.v.t.t.
- zou lijntrekken
- zou lijntrekken
- zou lijntrekken
- zouden lijntrekken
- zouden lijntrekken
- zouden lijntrekken
diversen
- trek lijn!
- trekt lijn!
- lijngetrokken
- lijntrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor lijntrekken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
distraire | lijntrekken | bezig houden; iemand amuseren; vermaken |
détendre | lijntrekken | kalm worden; ontspannen; relaxen; rustig worden |
relâcher | lijntrekken | bevrijden; in vrijheid stellen; loslaten; losmaken; ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; ontspannen; relaxen; van de boeien ontdoen; van last bevrijden; verlossen; vrijlaten; vrijstellen; zich vertreden |