Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. leest:
  2. lezen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor leest (Nederlands) in het Frans

leest:

leest [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de leest
    la forme; la taille
    • forme [la ~] zelfstandig naamwoord
    • taille [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor leest:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
forme leest aangezicht; aanzien; afgieting; afgietsel; belijdenis; buitenkant; conditie; drukvorm; figuur; gedaante; gelaat; gietmal; gietsel; gietvorm; in vorm zijn; lichaamslijn; mal; matrijs; matrix; modelvorm; moedervorm; postuur; schim; schoenleest; shape; silhouet; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm; vormsel
taille leest afmeting; beknotting; besnoeiing; dimensie; figuur; formaat; gedaante; gestalte; grootte; heup; kerfstok; lichaamslengte; lichaamspostuur; maat; mate; middel; middel van het lichaam; omvang; postuur; snoeiing; taille; taillemaat; taillewijdte; uiterlijk

Verwante woorden van "leest":

  • leesten

Wiktionary: leest

leest
noun
  1. schoenvorm
  2. gestalte

leest vorm van lezen:

lezen werkwoord (lees, leest, las, lazen, gelezen)

  1. lezen
    lire; étudier; s'informer
    • lire werkwoord (lis, lit, lisons, lisez, )
    • étudier werkwoord (étudie, étudies, étudions, étudiez, )
    • s'informer werkwoord

Conjugations for lezen:

o.t.t.
  1. lees
  2. leest
  3. leest
  4. lezen
  5. lezen
  6. lezen
o.v.t.
  1. las
  2. las
  3. las
  4. lazen
  5. lazen
  6. lazen
v.t.t.
  1. heb gelezen
  2. hebt gelezen
  3. heeft gelezen
  4. hebben gelezen
  5. hebben gelezen
  6. hebben gelezen
v.v.t.
  1. had gelezen
  2. had gelezen
  3. had gelezen
  4. hadden gelezen
  5. hadden gelezen
  6. hadden gelezen
o.t.t.t.
  1. zal lezen
  2. zult lezen
  3. zal lezen
  4. zullen lezen
  5. zullen lezen
  6. zullen lezen
o.v.t.t.
  1. zou lezen
  2. zou lezen
  3. zou lezen
  4. zouden lezen
  5. zouden lezen
  6. zouden lezen
en verder
  1. is gelezen
  2. zijn gelezen
diversen
  1. lees!
  2. leest!
  3. gelezen
  4. lezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lezen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. lezen
    l'acte de lire; la lecture

Vertaal Matrix voor lezen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acte de lire lezen
lecture lezen afspelen; geloofsleer; lectuur; leer; leerstelling; leerstuk; leesbeurt; leesvoer; lering; lezing; versie; voorlezing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lire lezen aflezen; afspelen; bestuderen; bijeen lezen; hardoplezen; uitlezen; voorlezen
s'informer lezen aankomen; bestuderen; bezoeken; informeren; inlopen; langskomen; naslaan; naspeuren; nasporen; navorsen; navraag doen; navragen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen
étudier lezen bestuderen; blokken; controleren; doornemen; doorvorsen; instuderen; leerstof erin stampen; leren; nagaan; nakijken; naspeuren; nasporen; navorsen; onderwijzen; onderzoeken; studeren

Verwante definities voor "lezen":

  1. naar woorden kijken en begrijpen wat er staat1
    • in mijn vrije tijd lees ik graag1

Wiktionary: lezen

lezen
verb
  1. zien en interpreteren van tekst
lezen
noun
  1. Action d’une personne qui lit à haute voix.
verb
  1. interpréter des informations écrites sous forme de mots ou de dessins sur un support.

Cross Translation:
FromToVia
lezen lire lesen — (transitiv): Schriftzeichen, Worte und Texte (mithilfe der Augen) wahrnehmen sowie (im Gehirn) verarbeiten und verstehen
lezen lire read — look at and interpret letters or other information
lezen lire read — have the ability to read text or other information
lezen lecture reading — the process of interpreting written language
lezen feuilleter skim — read quickly, skipping some detail