Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. kus:
  2. kussen:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor kus:
    • bisous


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kus (Nederlands) in het Frans

kus:

kus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kus
    le bisou; la bise
    • bisou [le ~] zelfstandig naamwoord
    • bise [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bise kus smakker; zoen
bisou kus smakker; zoen

Verwante woorden van "kus":


Synoniemen voor "kus":


Verwante definities voor "kus":

  1. aanraking met de lippen als groet of teken van liefde1
    • hij gaf haar een kus op haar wang1

Wiktionary: kus

kus
noun
  1. het de lippen ergens tegenaandrukken om affectie uit te drukken
kus
noun
  1. contact de la bouche sur le visage, sur les lèvres, sur quelque partie du corps d’une personne, par amitié, par amour, par civilité, par respect.

Cross Translation:
FromToVia
kus bec; bise; bécot; baiser; bisou kiss — touch with the lips
kus baiser Kuss — die Berührung der Lippen auf die Lippen oder beliebige andere Körperteile (einschließlich der Zunge und der Geschlechtsorgane) eines anderen Menschen oder einen, durch diese Geste geliebten oder verehrten Gegenstand

kus vorm van kussen:

kussen werkwoord (kus, kust, kuste, kusten, gekust)

  1. kussen (zoenen)
    faire la bise; embrasser; donner un baiser à
    • faire la bise werkwoord
    • embrasser werkwoord (embrasse, embrasses, embrassons, embrassez, )

Conjugations for kussen:

o.t.t.
  1. kus
  2. kust
  3. kust
  4. kussen
  5. kussen
  6. kussen
o.v.t.
  1. kuste
  2. kuste
  3. kuste
  4. kusten
  5. kusten
  6. kusten
v.t.t.
  1. heb gekust
  2. hebt gekust
  3. heeft gekust
  4. hebben gekust
  5. hebben gekust
  6. hebben gekust
v.v.t.
  1. had gekust
  2. had gekust
  3. had gekust
  4. hadden gekust
  5. hadden gekust
  6. hadden gekust
o.t.t.t.
  1. zal kussen
  2. zult kussen
  3. zal kussen
  4. zullen kussen
  5. zullen kussen
  6. zullen kussen
o.v.t.t.
  1. zou kussen
  2. zou kussen
  3. zou kussen
  4. zouden kussen
  5. zouden kussen
  6. zouden kussen
diversen
  1. kus!
  2. kust!
  3. gekust
  4. kussend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kussen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het kussen (hoofdkussen; peluw)
    l'oreiller

Vertaal Matrix voor kussen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
oreiller hoofdkussen; kussen; peluw
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
donner un baiser à kussen; zoenen
embrasser kussen; zoenen knuffelen; liefkozen; omarmen; omhelzen; omstrengelen
faire la bise kussen; zoenen

Verwante woorden van "kussen":


Verwante definities voor "kussen":

  1. hem met de lippen aanraken1
    • ik gaf hem een kus bij het afscheid1
  2. hoes die met veren of schuimrubber gevuld is1
    • ik slaap altijd met mijn hoofd op twee kussens1

Wiktionary: kussen

kussen
noun
  1. een met zacht materiaal gevulde zak, dienende om het (slaap)comfort van de gebruiker te verbeteren
verb
  1. een kus geven
kussen
verb
  1. Donner un baiser
  2. donner un baiser
noun
  1. enveloppe composée de tissu, de cuir, rembourrée servant d’appui, d’ornement ou de siège.
  2. Coussin qui sert à soutenir la tête quand on est couché

Cross Translation:
FromToVia
kussen coussin cushion — soft material in cloth bag
kussen embrasser kiss — to touch with the lips
kussen → s'embrasser kiss — to touch each other’s lips
kussen oreiller pillow — soft cushion used to support the head in bed
kussen coussin Kissen — mit weichem Füllmaterial befüllter Beutel zur Unterpolsterung und Stützung von Körperteilen
kussen oreiller KopfkissenKissen zur Ablage des Kopfes im Bett
kussen baiser; embrasser küssen — mit den Lippen eine andere Person oder einen Gegenstand berühren, zum Zeichen der Liebe oder Verehrung; einen Kuss geben