Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gauche
|
|
linkerkant; linkerzijde
|
lâche
|
|
groentje; lafaard; lafbek; melkmuil
|
maladroit
|
|
klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
maladroit
|
|
klungelig; links
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
avec maladresse
|
krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
|
sukkelend
|
avec raideur
|
krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
|
houterig; stijf; stijve; stram; stroef
|
dégingandé
|
krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
|
onhandig; slungelig; stuntelig
|
embarrassé
|
krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
|
bedeesd; beschaamd; beschroomd; bleu; gegeneerd; ongemakkelijk; opgelaten; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen
|
gauche
|
krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
|
abrupt; eensklaps; harkerig; houterig; ineens; linker; links; lomp; onelegant; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; onvoorzien; opeens; plomp; plots; plotseling; plotsklaps; stijf; stijve; stoethaspelig; stram; stroef; sukkelend
|
gauchement
|
krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
|
sukkelend
|
inncommode
|
krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
|
|
lâche
|
krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
|
bleekjes; grauw; mistroostig; onedelmoedig; pips; slap; slapjes; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos; wee; ziekelijk; zwak
|
mal à l'aise
|
krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
|
|
maladif
|
krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
|
bleekjes; misselijk; naar; ongezond; onpasselijk; onwel; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; ziekjes; zwak
|
maladivement
|
krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
|
bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak
|
maladroit
|
krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
|
bot; gebrekkig; knullig; lomp; onbeholpen; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onelegant; ongemanierd; onhandig; onopgevoed; plomp; schutterig; stumperig; stuntelig; sukkelend
|
maladroitement
|
krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
|
gebrekkig; knullig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slap; slapjes; stumperig; stuntelig; sukkelend
|
malhabile
|
krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
|
gebrekkig; knullig; onbeholpen; onhandig; schutterig; stumperig; stuntelig
|
peu maniable
|
krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
|
onhandelbaar; tegendraads
|
raide
|
krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
|
afgemeten; beschonken; bezopen; chagrijnig; dronken; harkerig; houterig; knorrig; korzelig; ladderzat; nauw; nauwsluitend; nors; nurks; onbuigzaam; onverzettelijk; opgemeten; platzak; star; stijf; stijfjes; stijfkoppig; stijve; strak; stram; stroef; stug; taai; verstard; zat
|
relâché
|
krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
|
bevrijd; gered; loshangend; natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld; slap; slapjes; verlost; vrij hangend; vrijgegeven
|
sans force
|
krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
|
dood; energieloos; futloos; geesteloos; krachteloos; lamlendig; landerig; levenloos; lusteloos; machteloos; mat; niet bezield; onbezield; onmachtig; slap; slapjes
|
à pas raides
|
krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
|
|