Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kroontje (Nederlands) in het Frans

kroontje:

kroontje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het kroontje (appelkroontje)
    la couronne

Vertaal Matrix voor kroontje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
couronne appelkroontje; kroontje hoofdsieraad; hoofdtooi; koningskroon; kroon

Verwante woorden van "kroontje":


kroontje vorm van kroon:

kroon [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de kroon (koningskroon)
    la couronne; la petite couronne
  2. de kroon (koningskroon)
    la couronne; la tiare; le diadème
    • couronne [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tiare [la ~] zelfstandig naamwoord
    • diadème [le ~] zelfstandig naamwoord
  3. de kroon (tiara 6)
    la tiare; la diadème
    • tiare [la ~] zelfstandig naamwoord
    • diadème [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kroon:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
couronne koningskroon; kroon appelkroontje; hoofdsieraad; hoofdtooi; kroontje
diadème koningskroon; kroon; tiara 6
petite couronne koningskroon; kroon kralenkrans; krans; kransje
tiare koningskroon; kroon; tiara 6

Verwante woorden van "kroon":


Wiktionary: kroon

kroon
noun
  1. Ensemble des pétales (1):
  2. Traductions à trier suivant le sens
  3. médecine|fr Une prothèse dentaire remplaçant la couronne de la dent, permettant de protéger une dent qui est vivante ou non (dévitalisée).
  4. Le comble, la partie la plus élever d’un bâtiment, d’un édifice.
  5. élévation, hauteur.

Cross Translation:
FromToVia
kroon corolle corolla — whorl of a flower
kroon couronne crown — royal, imperial or princely headdress
kroon couronne crown — imperial or regal power
kroon couronnement crown — splendor, finish, culmination
kroon couronne crown — dentistry: prosthetic covering for a tooth
kroon couronne Krone — ein auf dem Kopf getragener, zumeist goldener und mit Edelsteinen verzieren Ring, welcher von Herrschern als Zeichen der Macht und der Würde getragen wird
kroon cime; sommet; haut d’un arbre; faîte de l’arbre WipfelBotanik: Baumspitze, oberste Teil des Baumes