Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kraak (Nederlands) in het Frans

kraak:

kraak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kraak (wederrechtelijke bewoning)
    le squattage
  2. de kraak (inbraak; braak)
    le cambriolage; l'effraction

Vertaal Matrix voor kraak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cambriolage braak; inbraak; kraak
effraction braak; inbraak; kraak
squattage kraak; wederrechtelijke bewoning

Verwante woorden van "kraak":


Wiktionary: kraak

kraak
noun
  1. Grand navire à voile à coque arrondie, à l’époque du Moyen-Âge.
  2. vol avec effraction, cambriolage. cf|casse (m).

Cross Translation:
FromToVia
kraak pieuvre; octopode; poulpe octopus — mollusc

kraken:

kraken werkwoord (kraak, kraakt, kraakte, kraakten, gekraakt)

  1. kraken (een krakend geluid maken)
    faire un bruit de craquement; craquer; fêler
    • craquer werkwoord (craque, craques, craquons, craquez, )
    • fêler werkwoord (fêle, fêles, fêlons, fêlez, )
  2. kraken (openbreken; losbreken)
    décoder; enfoncer; détacher; forcer; ouvrir brusquement
    • décoder werkwoord (décode, décodes, décodons, décodez, )
    • enfoncer werkwoord (enfonce, enfonces, enfonçons, enfoncez, )
    • détacher werkwoord (détache, détaches, détachons, détachez, )
    • forcer werkwoord (force, forces, forçons, forcez, )
    • ouvrir brusquement werkwoord
  3. kraken (kritiseren; afkraken; katten)
    critiquer; esquinter; éreinter; lancer des piques à quelqu'un
    • critiquer werkwoord (critique, critiques, critiquons, critiquez, )
    • esquinter werkwoord (esquinte, esquintes, esquintons, esquintez, )
    • éreinter werkwoord (éreinte, éreintes, éreintons, éreintez, )
  4. kraken (huizen kraken)
    squattériser; violer domestic
    • squattériser werkwoord (squattérise, squattérises, squattérisons, squattérisez, )
    • violer domestic werkwoord

Conjugations for kraken:

o.t.t.
  1. kraak
  2. kraakt
  3. kraakt
  4. kraken
  5. kraken
  6. kraken
o.v.t.
  1. kraakte
  2. kraakte
  3. kraakte
  4. kraakten
  5. kraakten
  6. kraakten
v.t.t.
  1. heb gekraakt
  2. hebt gekraakt
  3. heeft gekraakt
  4. hebben gekraakt
  5. hebben gekraakt
  6. hebben gekraakt
v.v.t.
  1. had gekraakt
  2. had gekraakt
  3. had gekraakt
  4. hadden gekraakt
  5. hadden gekraakt
  6. hadden gekraakt
o.t.t.t.
  1. zal kraken
  2. zult kraken
  3. zal kraken
  4. zullen kraken
  5. zullen kraken
  6. zullen kraken
o.v.t.t.
  1. zou kraken
  2. zou kraken
  3. zou kraken
  4. zouden kraken
  5. zouden kraken
  6. zouden kraken
en verder
  1. ben gekraakt
  2. bent gekraakt
  3. is gekraakt
  4. zijn gekraakt
  5. zijn gekraakt
  6. zijn gekraakt
diversen
  1. kraak!
  2. kraakt!
  3. gekraakt
  4. krakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kraken [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het kraken
    le broyement

Vertaal Matrix voor kraken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
broyement kraken
éreinter afbeuken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
craquer een krakend geluid maken; kraken aan flarden scheuren; bezwijken; in elkaar storten; knakken; knappen; ondergaan; raspen; schaven; schuren; te gronde gaan; uit elkaar rukken; uit elkaar trekken; uiteentrekken; verscheuren
critiquer afkraken; katten; kraken; kritiseren aanmerken; aanmerking maken; aanrekenen; aanwrijven; afkeuren; beoordelen; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; goed- of afkeuren; hekelen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; veroordelen; verwijten; vitten; voor de voeten gooien; voorhouden
décoder kraken; losbreken; openbreken dechiffreren; decoderen; ontcijferen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen
détacher kraken; losbreken; openbreken afhaken; afkoppelen; afplukken; afrukken; afscheiden; afscheuren; afsplitsen; afspoelen; afvallen; afzeggen; afzien van; afzonderen; detacheren; eruitstappen; gaan; heengaan; loskoppelen; loskrijgen; losmaken; losslaan; lossnijden; lostornen; loswerken; niet-beschikbaar maken; opbreken; opgeven; ophouden; opstappen; plukken; scheiden; separeren; splitsen; stoppen; tewerkstellen; tornen; uithalen; uittrekken; uitzenden; vertrekken; weggaan
enfoncer kraken; losbreken; openbreken aanslaan; doordrukken; doorstoten; drukkend door iets heen brengen; heien; indrukken; induwen; inheien; inkloppen; intikken; intoetsen; intypen; naar beneden drukken; neerdrukken; openhakken; opentrappen; taxeren
esquinter afkraken; katten; kraken; kritiseren aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; kapotmaken; moeren; mollen
faire un bruit de craquement een krakend geluid maken; kraken
forcer kraken; losbreken; openbreken aanvallen; afdwingen; attaqueren; bestormen; doordrijven; dwingen; forceren; iem. afdwingen; noodzaken tot; ontrukken; onttrekken; opdwingen; openrukken; overvallen; verplichten
fêler een krakend geluid maken; kraken aan flarden scheuren; inscheuren; losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten; scheuren; verscheuren
lancer des piques à quelqu'un afkraken; katten; kraken; kritiseren
ouvrir brusquement kraken; losbreken; openbreken openrukken
squattériser huizen kraken; kraken
violer domestic huizen kraken; kraken
éreinter afkraken; katten; kraken; kritiseren

Verwante woorden van "kraken":


Synoniemen voor "kraken":


Verwante definities voor "kraken":

  1. er heel negatief over spreken of schrijven1
    • het boek werd in de krant gekraakt1
  2. bezetten en erin gaan wonen1
    • we hebben een huis gekraakt1
  3. een scherp geluid maken alsof het barst1
    • de oude planken kraken1

Wiktionary: kraken

kraken
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
  2. produire un bruit aigre en serrer les dents les unes contre les autres sous l’action de l’agacement, de la douleur ou de la colère.

Cross Translation:
FromToVia
kraken craquer crack — To break apart under pressure
kraken squatter squat — to occupy without permission