Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kots (Nederlands) in het Frans

kots:

kots [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kots (braaksel)
    la vomissure; le vomis; la dégueulée; le vomissement; le dégeulis

Vertaal Matrix voor kots:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dégeulis braaksel; kots
dégueulée braaksel; kots
vomis braaksel; kots
vomissement braaksel; kots braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen
vomissure braaksel; kots

Verwante woorden van "kots":


Wiktionary: kots

kots
noun
  1. (vulgaire) vomi, vomissure.
  2. soutenu|fr matière vomir.

Cross Translation:
FromToVia
kots vomi vomit — regurgitated former contents of a stomach

kots vorm van kotsen:

kotsen werkwoord (kots, kotst, kotste, kotsten, gekotst)

  1. kotsen (vomeren; overgeven; spugen; uitbraken; braken)
    vomir; dégueuler; rendre; cracher
    • vomir werkwoord (vomis, vomit, vomissons, vomissez, )
    • dégueuler werkwoord (dégueule, dégueules, dégueulons, dégueulez, )
    • rendre werkwoord (rends, rend, rendons, rendez, )
    • cracher werkwoord (crache, craches, crachons, crachez, )

Conjugations for kotsen:

o.t.t.
  1. kots
  2. kotst
  3. kotst
  4. kotsen
  5. kotsen
  6. kotsen
o.v.t.
  1. kotste
  2. kotste
  3. kotste
  4. kotsten
  5. kotsten
  6. kotsten
v.t.t.
  1. heb gekotst
  2. hebt gekotst
  3. heeft gekotst
  4. hebben gekotst
  5. hebben gekotst
  6. hebben gekotst
v.v.t.
  1. had gekotst
  2. had gekotst
  3. had gekotst
  4. hadden gekotst
  5. hadden gekotst
  6. hadden gekotst
o.t.t.t.
  1. zal kotsen
  2. zult kotsen
  3. zal kotsen
  4. zullen kotsen
  5. zullen kotsen
  6. zullen kotsen
o.v.t.t.
  1. zou kotsen
  2. zou kotsen
  3. zou kotsen
  4. zouden kotsen
  5. zouden kotsen
  6. zouden kotsen
diversen
  1. kots!
  2. kotst!
  3. gekotst
  4. kotsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kotsen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. kotsen (braken; overgeven; spugen; spuwen)
    le vomissement

Vertaal Matrix voor kotsen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vomissement braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen braaksel; kots
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cracher braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren fluimen; reutelen; rochelen; slijm opgeven; slijmen; spugen; spuwen; uithoesten; uitspugen; uitspuwen
dégueuler braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren
rendre braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren aangeven; aanreiken; afgeven; beschrijven; eraf gaan; geven; inleveren; overbrengen; overgeven; overhandigen; overleveren; retourneren; terugbezorgen; terugbrengen; teruggeven; terugzenden; toesteken; translateren; vertalen; vertolken; weergeven
vomir braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren

Verwante woorden van "kotsen":


Wiktionary: kotsen

kotsen
Cross Translation:
FromToVia
kotsen vomir boot — vomit
kotsen vomir; rendre; rejeter; dégobiller; dégueuler; gerber; quicher vomit — to regurgitate the contents of a stomach

kots vorm van kot:

kot [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het kot (armoedige woning; hut)
    la cabane; l'hutte; la case; la baraque
    • cabane [la ~] zelfstandig naamwoord
    • hutte [la ~] zelfstandig naamwoord
    • case [la ~] zelfstandig naamwoord
    • baraque [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. het kot (krot; hutje)
    la paillote; la cabane; la cahute; le bouge; la baraque; l'hutte; le taudis
    • paillote [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cabane [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cahute [la ~] zelfstandig naamwoord
    • bouge [le ~] zelfstandig naamwoord
    • baraque [la ~] zelfstandig naamwoord
    • hutte [la ~] zelfstandig naamwoord
    • taudis [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kot:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baraque armoedige woning; hut; hutje; kot; krot barak; bouwkeet; bouwvakkersonderkomen; hangaar; kavalje; keet; krot; loods; schuurtje; soldatenkamer
bouge hutje; kot; krot krot; krotwoning; ruïne; vervallen gebouw
cabane armoedige woning; hut; hutje; kot; krot dierenverblijfplaats; herdershut; hok; hut; hutje; krot; krotwoning; strohut
cahute hutje; kot; krot
case armoedige woning; hut; kot vakje
hutte armoedige woning; hut; hutje; kot; krot herdershutje; kleine herdershut; strohut
paillote hutje; kot; krot
taudis hutje; kot; krot berghok; berging; bergruimte; box; kavalje; krot; krotwoning; opbergruimte; ruïne; vervallen gebouw

Verwante woorden van "kot":

  • kotten, koten, kots, kotje

Wiktionary: kot

kot
verb
  1. Belgique|fr loger dans une chambre, une maison ou un appartement d'étudiant.