Nederlands
Uitgebreide vertaling voor kokkerellen (Nederlands) in het Frans
kokkerellen:
-
kokkerellen (eten bereiden; koken)
cuisiner; faire bouillir; faire la cuisine; cuire; préparer un repas; faire cuire-
cuisiner werkwoord (cuisine, cuisines, cuisinons, cuisinez, cuisinent, cuisinais, cuisinait, cuisinions, cuisiniez, cuisinaient, cuisinai, cuisinas, cuisina, cuisinâmes, cuisinâtes, cuisinèrent, cuisinerai, cuisineras, cuisinera, cuisinerons, cuisinerez, cuisineront)
-
faire bouillir werkwoord
-
faire la cuisine werkwoord
-
cuire werkwoord (cuis, cuit, cuisons, cuisez, cuisent, cuirais, cuisait, cuisions, cuisiez, cuisaient, cuisis, cuisit, cuisîmes, cuisîtes, cuisirent, cuirai, cuiras, cuira, cuirons, cuirez, cuiront)
-
préparer un repas werkwoord
-
faire cuire werkwoord
-
Conjugations for kokkerellen:
o.t.t.
- kokkerel
- kokkerelt
- kokkerelt
- kokkerellen
- kokkerellen
- kokkerellen
o.v.t.
- kokkerelde
- kokkerelde
- kokkerelde
- kokkerelden
- kokkerelden
- kokkerelden
v.t.t.
- heb gekokkereld
- hebt gekokkereld
- heeft gekokkereld
- hebben gekokkereld
- hebben gekokkereld
- hebben gekokkereld
v.v.t.
- had gekokkereld
- had gekokkereld
- had gekokkereld
- hadden gekokkereld
- hadden gekokkereld
- hadden gekokkereld
o.t.t.t.
- zal kokkerellen
- zult kokkerellen
- zal kokkerellen
- zullen kokkerellen
- zullen kokkerellen
- zullen kokkerellen
o.v.t.t.
- zou kokkerellen
- zou kokkerellen
- zou kokkerellen
- zouden kokkerellen
- zouden kokkerellen
- zouden kokkerellen
diversen
- kokkerel!
- kokkerelt!
- gekokkereld
- kokkerellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor kokkerellen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cuire | eten bereiden; koken; kokkerellen | koken van woede; stoven; zieden |
cuisiner | eten bereiden; koken; kokkerellen | |
faire bouillir | eten bereiden; koken; kokkerellen | uitkoken |
faire cuire | eten bereiden; koken; kokkerellen | bakken; barbecuen; braden; grillen; grilleren; roosteren |
faire la cuisine | eten bereiden; koken; kokkerellen | |
préparer un repas | eten bereiden; koken; kokkerellen |