Nederlands

Uitgebreide vertaling voor knoeien (Nederlands) in het Frans

knoeien:

knoeien werkwoord (knoei, knoeit, knoeide, knoeiden, geknoeid)

  1. knoeien (morsen; vlekken; kladden)
    salir; tacher; faire des taches
    • salir werkwoord (salis, salit, salissons, salissez, )
    • tacher werkwoord (tache, taches, tachons, tachez, )
    • faire des taches werkwoord
  2. knoeien (klungelen; klunzen; prutsen; stuntelen)
    tripoter; niaiser; bricoler maladroitement; bousiller; gâcher
    • tripoter werkwoord (tripote, tripotes, tripotons, tripotez, )
    • niaiser werkwoord
    • bousiller werkwoord (bousille, bousilles, bousillons, bousillez, )
    • gâcher werkwoord (gâche, gâches, gâchons, gâchez, )
  3. knoeien (aanrotzooien; scharrelen; aanrommelen; rotzooien)
    tripoter; farfouiller; gâcher; cochonner; barbouiller; gargouiller; bricoler; patauger; goder; faire n'importe quoi; travailler sans soin
    • tripoter werkwoord (tripote, tripotes, tripotons, tripotez, )
    • farfouiller werkwoord (farfouille, farfouilles, farfouillons, farfouillez, )
    • gâcher werkwoord (gâche, gâches, gâchons, gâchez, )
    • cochonner werkwoord (cochonne, cochonnes, cochonnons, cochonnez, )
    • barbouiller werkwoord (barbouille, barbouilles, barbouillons, barbouillez, )
    • gargouiller werkwoord (gargouille, gargouilles, gargouillons, gargouillez, )
    • bricoler werkwoord (bricole, bricoles, bricolons, bricolez, )
    • patauger werkwoord (patauge, patauges, pataugeons, pataugez, )
    • goder werkwoord (gode, godes, godons, godez, )

Conjugations for knoeien:

o.t.t.
  1. knoei
  2. knoeit
  3. knoeit
  4. knoeien
  5. knoeien
  6. knoeien
o.v.t.
  1. knoeide
  2. knoeide
  3. knoeide
  4. knoeiden
  5. knoeiden
  6. knoeiden
v.t.t.
  1. heb geknoeid
  2. hebt geknoeid
  3. heeft geknoeid
  4. hebben geknoeid
  5. hebben geknoeid
  6. hebben geknoeid
v.v.t.
  1. had geknoeid
  2. had geknoeid
  3. had geknoeid
  4. hadden geknoeid
  5. hadden geknoeid
  6. hadden geknoeid
o.t.t.t.
  1. zal knoeien
  2. zult knoeien
  3. zal knoeien
  4. zullen knoeien
  5. zullen knoeien
  6. zullen knoeien
o.v.t.t.
  1. zou knoeien
  2. zou knoeien
  3. zou knoeien
  4. zouden knoeien
  5. zouden knoeien
  6. zouden knoeien
en verder
  1. is geknoeid
diversen
  1. knoei!
  2. knoeit!
  3. geknoeid
  4. knoeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor knoeien:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bricoler klussen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barbouiller aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; kalken; kladden; kladderen; kliederen; klodderen; scharrelen van kip
bousiller klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; stuntelen afbreken; bederven; breken; fröbelen; kapotmaken; knutselen; moeren; mollen; neerhalen; omverhalen; prutsen; slopen; stukmaken; uit elkaar halen; verbroddelen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verpesten; verprutsen; verzieken
bricoler aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen aanmodderen; broddelen; dokteren; fröbelen; klusje opknappen; klussen; knutselen; lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; prutsen; rommelen; rondhangen; sleutelen
bricoler maladroitement klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; stuntelen
cochonner aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen haspelen; kladderen; kliederen; klodderen; lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen; scharrelen van kip; tot een warboel maken; verwarren
faire des taches kladden; knoeien; morsen; vlekken bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen
faire n'importe quoi aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen flodderen; scharrelen van kip
farfouiller aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen flodderen; graaien; grabbelen; in iets rondtasten; rommelen; scharrelen van kip
gargouiller aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen scharrelen van kip
goder aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen scharrelen van kip
gâcher aanrommelen; aanrotzooien; klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; rotzooien; scharrelen; stuntelen aanklooien; bederven; corrumperen; klooien; ontbinden; rotten; rotzooien; schiften; stukmaken; verboemelen; verbrassen; verbroddelen; verderven; verdoen; vergaan; vergallen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verloederen; verpesten; verprutsen; verrotten; verslonzen; verspillen; verteren; verzieken; verzuren; wegrotten; zuur worden
niaiser klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; stuntelen keutelen
patauger aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen modderen; pootjebaden; scharrelen van kip
salir kladden; knoeien; morsen; vlekken afgeven; bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; een smet werpen op; ontluisteren; smerig worden; smetten; verontreinigen; vervuilen; vies maken; vies worden; viesmaken; vlekken; vuil maken; vuilmaken
tacher kladden; knoeien; morsen; vlekken afgeven; bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; smetten; vies maken; viesmaken; vlekken; vuil maken; vuilmaken
travailler sans soin aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen scharrelen van kip
tripoter aanrommelen; aanrotzooien; klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; rotzooien; scharrelen; stuntelen aanmodderen; broddelen; foezelen; friemelen; frommelen; frunniken; peuteren; prutsen; pulken; rommelen; scharrelen van kip

Synoniemen voor "knoeien":


Verwante definities voor "knoeien":

  1. door onhandigheid druppels of kruimels laten vallen1
    • Jan knoeit zo als hij kookt1

Wiktionary: knoeien

knoeien
verb
  1. entacher les abords de quelque chose.
  2. Traductions à trier suivant le sens
  3. maçonnerie|fr délayer du plâtre, du mortier avec de l’eau.