Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. knobbel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor knobbel (Nederlands) in het Frans

knobbel:

knobbel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de knobbel (buil; bobbel; bult)
    la bosse; l'enflure; le grosseur; la boule; le renflement
    • bosse [la ~] zelfstandig naamwoord
    • enflure [la ~] zelfstandig naamwoord
    • grosseur [le ~] zelfstandig naamwoord
    • boule [la ~] zelfstandig naamwoord
    • renflement [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. de knobbel (talent; capaciteit; bekwaamheid; )
    le talent; le don
    • talent [le ~] zelfstandig naamwoord
    • don [le ~] zelfstandig naamwoord
  3. de knobbel (knoest; kwast)
    le noeud
    • noeud [le ~] zelfstandig naamwoord
  4. de knobbel (tumor; gezwel)
    la tumeur
    • tumeur [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor knobbel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bosse bobbel; buil; bult; knobbel bluts; bobbel; bobbeltje; bochel; bolling; buil; bult; bultje; deuk; hobbel; hobbeling; instulping; kneuswond; kneuzing; letsel; oneffenheid; ongelijkheid; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; uitpuiling; uitstulping; zwelling
boule bobbel; buil; bult; knobbel bal; bol wol; bolvorm; bowlingbal; hobbel; kogelvorm
don aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft aanvoelen; aardigheid; cadeau; donatie; feeling; genialiteit; geschenk; gevoel; gift; kado; present; presentje; schenking; verjaardagscadeau; vernuft; vindingrijk vernuft
enflure bobbel; buil; bult; knobbel bobbel; bobbeltje; bolling; bombast; buil; bult; bultje; dikte; gewichtigdoenerij; gewichtigheid; gezwollenheid; hoogdravendheid; opgeblazenheid; opgezetheid; opgezwollen plek; opzetting; pompeusheid; puistje; pukkel; steenpuist; uitpuiling; uitstulping; verdikking; wassen; zwellen; zwelling
grosseur bobbel; buil; bult; knobbel dikheid; dikte; lijvigheid
noeud knobbel; knoest; kwast boomknoesten; knoesten; knooppunt; kruispunt; kwasten; verkeersknooppunt
renflement bobbel; buil; bult; knobbel
talent aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft genialiteit; vernuft; vindingrijk vernuft
tumeur gezwel; knobbel; tumor bobbel; bobbeltje; bolling; buil; bult; bultje; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; zwelling

Verwante woorden van "knobbel":

  • knobbelen, knobbels, knobbeltje, knobbeltjes

Wiktionary: knobbel

knobbel
Cross Translation:
FromToVia
knobbel bosse Höcker — Ausbuchtung auf dem Rücken von Tieren (Dromedar, Trampeltier)