Nederlands
Uitgebreide vertaling voor knibbelen (Nederlands) in het Frans
knibbelen:
-
knibbelen (beknibbelen; schrapen; knijpen)
marchander; gratter; rogner; rogner sur; lésiner sur-
marchander werkwoord (marchande, marchandes, marchandons, marchandez, marchandent, marchandais, marchandait, marchandions, marchandiez, marchandaient, marchandai, marchandas, marchanda, marchandâmes, marchandâtes, marchandèrent, marchanderai, marchanderas, marchandera, marchanderons, marchanderez, marchanderont)
-
gratter werkwoord (gratte, grattes, grattons, grattez, grattent, grattais, grattait, grattions, grattiez, grattaient, grattai, grattas, gratta, grattâmes, grattâtes, grattèrent, gratterai, gratteras, grattera, gratterons, gratterez, gratteront)
-
rogner werkwoord (rogne, rognes, rognons, rognez, rognent, rognais, rognait, rognions, rogniez, rognaient, rognai, rognas, rogna, rognâmes, rognâtes, rognèrent, rognerai, rogneras, rognera, rognerons, rognerez, rogneront)
-
rogner sur werkwoord
-
lésiner sur werkwoord
-
Conjugations for knibbelen:
o.t.t.
- knibbel
- knibbelt
- knibbelt
- knibbelen
- knibbelen
- knibbelen
o.v.t.
- knibbelde
- knibbelde
- knibbelde
- knibbelden
- knibbelden
- knibbelden
v.t.t.
- heb geknibbeld
- hebt geknibbeld
- heeft geknibbeld
- hebben geknibbeld
- hebben geknibbeld
- hebben geknibbeld
v.v.t.
- had geknibbeld
- had geknibbeld
- had geknibbeld
- hadden geknibbeld
- hadden geknibbeld
- hadden geknibbeld
o.t.t.t.
- zal knibbelen
- zult knibbelen
- zal knibbelen
- zullen knibbelen
- zullen knibbelen
- zullen knibbelen
o.v.t.t.
- zou knibbelen
- zou knibbelen
- zou knibbelen
- zouden knibbelen
- zouden knibbelen
- zouden knibbelen
diversen
- knibbel!
- knibbelt!
- geknibbeld
- knibbelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor knibbelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gratter | beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen | afkrabben; afschrappen; krassen; schrapen; schrappen; wegkrabben; zich krabben |
lésiner sur | beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen | |
marchander | beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen | afdingen; afpingelen; dingen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren |
rogner | beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen | bijknippen; bijsnijden; een beetje knippen; knellen; strak zitten |
rogner sur | beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen |