Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bavard
|
babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser
|
babbelaar; flapuit; keutelaar; keuvelaar; klapekster; kouter; prater; roddelaar; roddelaarster; theetante; veelprater
|
bavardeur
|
babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser
|
flapuit
|
causeur
|
babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser
|
babbelaar; keuvelaar; klapekster; kouter; praalhans; prater; roddelaar; roddelaarster; showbink; theetante
|
commère
|
babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser
|
|
concierge
|
babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser
|
amanuensis; bewaker; cipier; conciërge; deurwachter; gevangenbewaarder; hospes; huisbaas; huisbewaarder; huisheer; huismeester; huurbaas; kamerverhuurder; portier; schoolbewaarder; suppoost; wacht; zaalwachter
|
jacasseur
|
babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser
|
|
personne qui parle dans le vide
|
babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser
|
|
pipelette
|
babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser
|
|
rabâcheur
|
babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser
|
geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet
|
radoteur
|
babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser
|
babbelaar; babbelaarster; geitenbreier; keutelaar; kletser; kletskous; kletstante; kwijler; leuteraarster; leuterkous; ouwehoer; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet; zeveraar; zwamneus
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bavard
|
|
babbelachtig; babbelziek; flapuit; indiscreet; kletserig; kletsgraag; kletslustig; loslippig; mededeelzaam; praatgraag; praatziek; spraakzaam
|