Nederlands
Uitgebreide vertaling voor klemzitten (Nederlands) in het Frans
klemzitten:
-
klemzitten (vastzitten)
être immobilisé; être coincé; être fixé; être dans une impasse-
être immobilisé werkwoord
-
être coincé werkwoord
-
être fixé werkwoord
-
être dans une impasse werkwoord
-
Conjugations for klemzitten:
o.t.t.
- zit klem
- zit klem
- zit klem
- zitten klem
- zitten klem
- zitten klem
o.v.t.
- zat klem
- zat klem
- zat klem
- zaten klem
- zaten klem
- zaten klem
v.t.t.
- heb klem gezeten
- hebt klem gezeten
- heeft klem gezeten
- hebben klem gezeten
- hebben klem gezeten
- hebben klem gezeten
v.v.t.
- had klem gezeten
- had klem gezeten
- had klem gezeten
- hadden klem gezeten
- hadden klem gezeten
- hadden klem gezeten
o.t.t.t.
- zal klemzitten
- zult klemzitten
- zal klemzitten
- zullen klemzitten
- zullen klemzitten
- zullen klemzitten
o.v.t.t.
- zou klemzitten
- zou klemzitten
- zou klemzitten
- zouden klemzitten
- zouden klemzitten
- zouden klemzitten
diversen
- zit klem!
- zit klem!
- klem gezeten
- klemzittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor klemzitten:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
être coincé | klemzitten; vastzitten | omhoogzitten |
être dans une impasse | klemzitten; vastzitten | klem komen; vastlopen |
être fixé | klemzitten; vastzitten | |
être immobilisé | klemzitten; vastzitten |