Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kies (Nederlands) in het Frans

kies:

kies bijvoeglijk naamwoord

  1. kies (tactvol; met veel tact)
    diplomatique; avec tact; avec discrétion
  2. kies (discreet; discrete; bescheiden; ingetogen)
    discret; modéré; modeste; discrètement; retenu; réservé; modestement
  3. kies (respectabel; eerzaam; keurig; eerbaar)
    honorable; décent; respectable; correct; estimable

kies [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de kies (maaltand)
    la molaire; la grosse dent

Vertaal Matrix voor kies:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grosse dent kies; maaltand
molaire kies; maaltand
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
respectable deugdzaam; eerzaam; zedig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avec discrétion kies; met veel tact; tactvol
avec tact kies; met veel tact; tactvol diplomatiek
correct eerbaar; eerzaam; keurig; kies; respectabel beschaafd; correct; decent; deugdzaam; eerbaar; eerzaam; fatsoenlijk; foutloos; gepast; goed; hebbelijk; juist; juiste; keurig; krek; loepzuiver; manierlijk; naar behoren; net; netjes; onberispelijk; onbesproken; ordentelijk; perfect; precies; volmaakt; welgemanierd; welopgevoed; welvoeglijk; zedig
diplomatique kies; met veel tact; tactvol diplomatiek
discret bescheiden; discreet; discrete; ingetogen; kies bescheiden; ingetogen; nederig; onderdanig; onopvallend; ootmoedig; stemmig; stemmingsvol
discrètement bescheiden; discreet; discrete; ingetogen; kies onopvallend
décent eerbaar; eerzaam; keurig; kies; respectabel adequaat; beschaafd; decent; deugdzaam; eerbaar; eerzaam; fatsoenlijk; gepast; geschikt; juist; keurig; kuis; manierlijk; naar behoren; netjes; ordentelijk; passend; proper; schoon; welgemanierd; welopgevoed; welvoeglijk; zedig; zindelijk
estimable eerbaar; eerzaam; keurig; kies; respectabel achtbaar; achtenswaardig; eerbiedwaardig; loffelijk; lofwaardig; lovenswaardig; prijzenswaardig; verdienstelijk
honorable eerbaar; eerzaam; keurig; kies; respectabel achtbaar; achtenswaardig; eerbaar; eerbiedwaardig; eervol; honorabel; hooggeacht; hooggeëerd; kuis; loffelijk; lofwaardig; lovenswaardig; prijzenswaardig; zedig
modeste bescheiden; discreet; discrete; ingetogen; kies bescheiden; eenvoudig; gering; ingetogen; matig; nederig; niet hoogmoedig; niet voornaam; nietig; onaanzienlijk; onbetekenend; onderdanig; ootmoedig; pretentieloos; sober; stemmig; van eenvoudige komaf
modestement bescheiden; discreet; discrete; ingetogen; kies bescheiden; eenvoudig; gering; ingetogen; nederig; niet hoogmoedig; niet voornaam; nietig; onaanzienlijk; onbetekenend; onderdanig; ootmoedig; stemmig; van eenvoudige komaf
modéré bescheiden; discreet; discrete; ingetogen; kies doorsnee; eenvoudig; gematigd; gemiddeld; getemperd; ingetogen; matig; medium; middelmatig; modaal; moderaat; sober; stemmig; vereenvoudigd; versoberd
respectable eerbaar; eerzaam; keurig; kies; respectabel aanmerkelijk; aanzienlijk; achtbaar; achtenswaardig; beduidend; befaamd; behoorlijk; beschaafd; eerbiedwaardig; eerbiedwekkend; enorm; fantastisch; fatsoenlijk; flink; formidabel; fors; geacht; geducht; geweldig; hebbelijk; hooggeplaatst; hooggezeten; in hoge mate; indrukwekkend; netjes; prachtig; prominent; vooraanstaand; vooraanstaande; welgemanierd; welopgevoed
retenu bescheiden; discreet; discrete; ingetogen; kies afgehouden; geheimzinnig; gematigd; geremd; gereserveerd; gesloten; getemperd; ingehouden; ingetogen; koel; onbuigzaam; onverzettelijk; stemmig; stijfkoppig; stug; taai; terughoudend; terughoudende
réservé bescheiden; discreet; discrete; ingetogen; kies afstandelijk; besproken; geheimzinnig; gematigd; gereserveerd; gesloten; getemperd; ingetogen; ingetrokken; koel; koud; nuchter; onbuigzaam; onverzettelijk; opzijgezet; stemmig; stijfkoppig; stil; stug; taai; taciturn; terughoudend; terughoudende; weinig spraakzaam; zakelijk; zwijgend; zwijgzaam

Verwante woorden van "kies":


Verwante definities voor "kies":

  1. achterste grote tand waarmee je voedsel kauwt1
    • de baby heeft wel tanden, maar nog geen kiezen1

Wiktionary: kies

kies
adjective
  1. Qui est d’une très grande finesse, très délié.

Cross Translation:
FromToVia
kies molaire molar — back tooth

kiezen:

kiezen werkwoord (kies, kiest, koos, kozen, gekozen)

  1. kiezen (selecteren; uitzoeken; uitkiezen; )
    choisir; sélectionner; élire; préférer; opter pour; prendre
    • choisir werkwoord (choisis, choisit, choisissons, choisissez, )
    • sélectionner werkwoord (sélectionne, sélectionnes, sélectionnons, sélectionnez, )
    • élire werkwoord (élis, élit, élisons, élisez, )
    • préférer werkwoord (préfère, préfères, préférons, préférez, )
    • opter pour werkwoord
    • prendre werkwoord (prends, prend, prenons, prenez, )
  2. kiezen (zijn stem uitbrengen; stemmen)
    voter
    • voter werkwoord (vote, votes, votons, votez, )
  3. kiezen
  4. kiezen
    composer; numéroter
    • composer werkwoord (compose, composes, composons, composez, )
    • numéroter werkwoord (numérote, numérotes, numérotons, numérotez, )

Conjugations for kiezen:

o.t.t.
  1. kies
  2. kiest
  3. kiest
  4. kiezen
  5. kiezen
  6. kiezen
o.v.t.
  1. koos
  2. koos
  3. koos
  4. kozen
  5. kozen
  6. kozen
v.t.t.
  1. heb gekozen
  2. hebt gekozen
  3. heeft gekozen
  4. hebben gekozen
  5. hebben gekozen
  6. hebben gekozen
v.v.t.
  1. had gekozen
  2. had gekozen
  3. had gekozen
  4. hadden gekozen
  5. hadden gekozen
  6. hadden gekozen
o.t.t.t.
  1. zal kiezen
  2. zult kiezen
  3. zal kiezen
  4. zullen kiezen
  5. zullen kiezen
  6. zullen kiezen
o.v.t.t.
  1. zou kiezen
  2. zou kiezen
  3. zou kiezen
  4. zouden kiezen
  5. zouden kiezen
  6. zouden kiezen
en verder
  1. ben gekozen
  2. bent gekozen
  3. is gekozen
  4. zijn gekozen
  5. zijn gekozen
  6. zijn gekozen
diversen
  1. kies!
  2. kiest!
  3. gekozen
  4. kiezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kiezen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het kiezen (een stem uitbrengen; stemmen)
    la voix; le vote; le faire son choix; la motion
    • voix [la ~] zelfstandig naamwoord
    • vote [le ~] zelfstandig naamwoord
    • faire son choix [le ~] zelfstandig naamwoord
    • motion [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kiezen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
faire son choix een stem uitbrengen; kiezen; stemmen
motion een stem uitbrengen; kiezen; stemmen bod; motie; propositie; voorstel; voorstel doen
voix een stem uitbrengen; kiezen; stemmen achterklap; geroddel; intonatie; keuze; klank; klankgeluid; klankkleur; klanktint; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; stem; timbre; toon; waarvoor gestemd wordt; zwartmaken
vote een stem uitbrengen; kiezen; stemmen kiesstem; stem; stemming
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
choisir kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften opteren; selectie toepassen; uitverkiezen; verkiezen
composer kiezen componeren; muziek componeren; op muziek zetten; toonzetten
numéroter kiezen nummeren
opter pour kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften selectie toepassen; uitverkiezen; verkiezen
prendre kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften aangaan; aanhouden; aanklampen; aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanvangen; aanwerven; aanwrijven; absorberen; accepteren; achteroverdrukken; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beginnen; benemen; beroven van; beschuldigen; bevangen; bezetten; bezigen; binden; blameren; boeien; buitmaken; cadeau aannemen; depriveren; eigen maken; fascineren; gappen; gebruik maken van; gebruiken; gevangennemen; graaien; grijpen; grissen; hanteren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; iets bemachtigen; iets halen; in ontvangst nemen; ingrijpen; inpikken; inrekenen; intrigeren; jatten; kapen; ketenen; klauwen; kluisteren; kopen; kwalijk nemen; laken; leegstelen; meenemen; nadragen; nemen; ondernemen; ontfutselen; ontnemen; ontoegankelijk maken; ontvangen; ontvreemden; ophalen; opnemen; oppakken; oppikken; oprapen; opslorpen; opslurpen; opsnappen; pakken; pikken; plunderen; rekruteren; roven; snaaien; starten; stelen; te kort doen; te pakken krijgen; toegrijpen; toetasten; toeëigenen; van start gaan; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verkrijgen; veroveren; verstrikken; vervreemden; verwerven; voor de voeten gooien; weghalen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; werven; zich bedienen
préférer kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften prefereren; selectie toepassen; uitverkiezen; verkiezen
sélectionner kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften doorzijgen; filteren; filtreren; ordenen; rangeren; schiften; selecteren; selectie toepassen; sorteren; uitverkiezen; uitzoeken; verkiezen; zeven; ziften
voter kiezen; stemmen; zijn stem uitbrengen
élire kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften selectie toepassen; uitverkiezen; verkiezen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
choisir kiezen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
composer draaiend kiezen; kiezen

Verwante woorden van "kiezen":


Verwante definities voor "kiezen":

  1. iets uitzoeken uit een verzameling1
    • je moet binnenkort een beroep kiezen1

Wiktionary: kiezen

kiezen
verb
  1. uit meerdere mogelijkheden één nemen
kiezen
verb
  1. choisir quelqu’un pour fils ou pour fille et lui en donner les droits civils en remplir certaines conditions prescrire par la loi.
  2. Action de faire un choix ; prendre une personne ou une chose de préférence à une autre ou à plusieurs autres.
  3. Traduction à trier
  4. Choisir entre deux ou plusieurs choses qu’on ne peut avoir ensemble, entre deux ou plusieurs partis pour l’un desquels il faut se déterminer.
  5. Exprimer son choix, sa préférence lors d’une votation.
  6. Choisir entre plusieurs personnes ou plusieurs choses. (Sens général).

Cross Translation:
FromToVia
kiezen élire choose — to elect
kiezen choisir choose — to pick
kiezen décider choose — to decide to act in a certain way
kiezen élire; choisir name — to mention, specify
kiezen choisir pick — to decide between options
kiezen décider entscheiden — eine Auswahl treffen, sich bestimmen
kiezen choisir erkiesen — (transitiv) veraltet: jemanden oder etwas auswählen

Computer vertaling door derden: