Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. kastijden:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kastijden (Nederlands) in het Frans

kastijden:

kastijden werkwoord (kastijd, kastijdt, kastijdde, kastijdden, gekastijd)

  1. kastijden (tuchtigen; geselen)
    punir; fouetter; châtier; infliger une punition
    • punir werkwoord (punis, punit, punissons, punissez, )
    • fouetter werkwoord (fouette, fouettes, fouettons, fouettez, )
    • châtier werkwoord (châtie, châties, châtions, châtiez, )

Conjugations for kastijden:

o.t.t.
  1. kastijd
  2. kastijdt
  3. kastijdt
  4. kastijden
  5. kastijden
  6. kastijden
o.v.t.
  1. kastijdde
  2. kastijdde
  3. kastijdde
  4. kastijdden
  5. kastijdden
  6. kastijdden
v.t.t.
  1. heb gekastijd
  2. hebt gekastijd
  3. heeft gekastijd
  4. hebben gekastijd
  5. hebben gekastijd
  6. hebben gekastijd
v.v.t.
  1. had gekastijd
  2. had gekastijd
  3. had gekastijd
  4. hadden gekastijd
  5. hadden gekastijd
  6. hadden gekastijd
o.t.t.t.
  1. zal kastijden
  2. zult kastijden
  3. zal kastijden
  4. zullen kastijden
  5. zullen kastijden
  6. zullen kastijden
o.v.t.t.
  1. zou kastijden
  2. zou kastijden
  3. zou kastijden
  4. zouden kastijden
  5. zouden kastijden
  6. zouden kastijden
en verder
  1. ben gekastijd
  2. bent gekastijd
  3. is gekastijd
  4. zijn gekastijd
  5. zijn gekastijd
  6. zijn gekastijd
diversen
  1. kastijd!
  2. kastijdt!
  3. gekastijd
  4. kastijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kastijden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
châtier geselen; kastijden; tuchtigen aframmelen; afranselen; afrossen; afstraffen; aftuigen; in elkaar timmeren; straffen; toetakelen
fouetter geselen; kastijden; tuchtigen aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; hard slaan; hengsten; in elkaar timmeren; klutsen; meppen; slaan; snerpen; timmeren; toetakelen
infliger une punition geselen; kastijden; tuchtigen afstraffen; bestraffen; sancties treffen; straffen
punir geselen; kastijden; tuchtigen afstraffen; bestraffen; sancties treffen; straffen