Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. kartel:
  2. kartelen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kartel (Nederlands) in het Frans

kartel:

kartel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kartel (syndicaat)
    le syndicate
  2. de kartel (inkeping)
    la rainure; la strie; la cannelure
    • rainure [la ~] zelfstandig naamwoord
    • strie [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cannelure [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. de kartel (karteling)
    la dentelure; la crénelure

kartel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kartel
    le cartel
    • cartel [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kartel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cannelure inkeping; kartel gleuf; groef; groeve; kier; langwerpige uitholling; opening; schroefdraad; sleuf
cartel kartel cartel; trust
crénelure kartel; karteling kartelrand
dentelure kartel; karteling tanding
rainure inkeping; kartel gleuf; groef; groeve; inkerving; kerfsnede; kier; langwerpige uitholling; opening; sleuf; sponning
strie inkeping; kartel
syndicate kartel; syndicaat

Verwante woorden van "kartel":


Wiktionary: kartel

kartel
noun
  1. entaille en forme de coche.
  2. mécanique|fr Petite entaille faite en long sur l’épaisseur d’une pièce mécanique, pour y assembler une autre pièce, ou pour servir à une coulisse.

Cross Translation:
FromToVia
kartel cartel cartel — group of businesses or nations that collude to fix prices
kartel cartel cartel — combination of political groups
kartel cartel Kartell — gemäß Legaldefinition verbotene Vereinbarungen zwischen Unternehmern, Beschlüsse von Unternehmervereinigungen und aufeinander abgestimmte Verhaltensweisen, die eine Verhinderung, Einschränkung oder Verfälschung des Wettbewerbs bezwecken oder bewirken.Deutsches Recht: Gesetz gegen Wettbewerbsbeschränkungen (G

kartelen:

kartelen werkwoord (kartel, kartelt, kartelde, kartelden, gekarteld)

  1. kartelen (kartels krijgen)
    encocher; entailler
    • encocher werkwoord (encoche, encoches, encochons, encochez, )
    • entailler werkwoord (entaille, entailles, entaillons, entaillez, )

Conjugations for kartelen:

o.t.t.
  1. kartel
  2. kartelt
  3. kartelt
  4. kartelen
  5. kartelen
  6. kartelen
o.v.t.
  1. kartelde
  2. kartelde
  3. kartelde
  4. kartelden
  5. kartelden
  6. kartelden
v.t.t.
  1. heb gekarteld
  2. hebt gekarteld
  3. heeft gekarteld
  4. hebben gekarteld
  5. hebben gekarteld
  6. hebben gekarteld
v.v.t.
  1. had gekarteld
  2. had gekarteld
  3. had gekarteld
  4. hadden gekarteld
  5. hadden gekarteld
  6. hadden gekarteld
o.t.t.t.
  1. zal kartelen
  2. zult kartelen
  3. zal kartelen
  4. zullen kartelen
  5. zullen kartelen
  6. zullen kartelen
o.v.t.t.
  1. zou kartelen
  2. zou kartelen
  3. zou kartelen
  4. zouden kartelen
  5. zouden kartelen
  6. zouden kartelen
en verder
  1. is gekarteld
  2. zijn gekarteld
diversen
  1. kartel!
  2. kartelt!
  3. gekarteld
  4. kartelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kartelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
encocher kartelen; kartels krijgen creneleren; een inkeping maken; inkepen; inkerven; insnijden; kepen; kerven
entailler kartelen; kartels krijgen creneleren; een inkeping maken; inhakken; inhouwen; inkepen; inkerven; insnijden; kepen; kerven; snijwerk maken

Verwante woorden van "kartelen":