Nederlands
Uitgebreide vertaling voor kapotwerken (Nederlands) in het Frans
kapotwerken:
-
kapotwerken (hard werken; half dood werken; afbeulen; een ongeluk werken; pezen; sloven; buffelen; aanpoten)
travailler dur; se tuer à la tâche; surmener; peiner; trimer-
travailler dur werkwoord
-
se tuer à la tâche werkwoord
-
surmener werkwoord (surmène, surmènes, surmenons, surmenez, surmènent, surmenais, surmenait, surmenions, surmeniez, surmenaient, surmenai, surmenas, surmena, surmenâmes, surmenâtes, surmenèrent, surmènerai, surmèneras, surmènera, surmènerons, surmènerez, surmèneront)
-
peiner werkwoord (peine, peines, peinons, peinez, peinent, peinais, peinait, peinions, peiniez, peinaient, peinai, peinas, peina, peinâmes, peinâtes, peinèrent, peinerai, peineras, peinera, peinerons, peinerez, peineront)
-
trimer werkwoord (trime, trimes, trimons, trimez, triment, trimais, trimait, trimions, trimiez, trimaient, trimai, trimas, trima, trimâmes, trimâtes, trimèrent, trimerai, trimeras, trimera, trimerons, trimerez, trimeront)
-
Conjugations for kapotwerken:
o.t.t.
- werk kapot
- werkt kapot
- werkt kapot
- werken kapot
- werken kapot
- werken kapot
o.v.t.
- werkte kapot
- werkte kapot
- werkte kapot
- werkten kapot
- werkten kapot
- werkten kapot
v.t.t.
- ben kapot gewerkt
- bent kapot gewerkt
- is kapot gewerkt
- zijn kapot gewerkt
- zijn kapot gewerkt
- zijn kapot gewerkt
v.v.t.
- was kapot gewerkt
- was kapot gewerkt
- was kapot gewerkt
- waren kapot gewerkt
- waren kapot gewerkt
- waren kapot gewerkt
o.t.t.t.
- zal kapotwerken
- zult kapotwerken
- zal kapotwerken
- zullen kapotwerken
- zullen kapotwerken
- zullen kapotwerken
o.v.t.t.
- zou kapotwerken
- zou kapotwerken
- zou kapotwerken
- zouden kapotwerken
- zouden kapotwerken
- zouden kapotwerken
en verder
- heb mij kapot gewerkt
- hebt je kapot gewerkt
- heeft zich kapot gewerkt
- hebben ons kapot gewerkt
- hebben je kapot gewerkt
- hebben zich kapot gewerkt
diversen
- werk kapot!
- werkt kapot!
- kapot gewerkt
- kapotwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor kapotwerken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
peiner | aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven | afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; tobben; zich afsloven; zwoegen |
se tuer à la tâche | aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven | aanpoten; flink aanpakken; hard werken |
surmener | aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven | |
travailler dur | aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven | aanpoten; flink aanpakken; hard werken |
trimer | aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven | tobben |