Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- kamperen:
-
Wiktionary:
- kamperen → faire du camping, camper
- kamperen → camper
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor kamperen (Nederlands) in het Frans
kamperen:
-
kamperen
faire du camping; camper-
faire du camping werkwoord
-
camper werkwoord (campe, campes, campons, campez, campent, campais, campait, campions, campiez, campaient, campai, campas, campa, campâmes, campâtes, campèrent, camperai, camperas, campera, camperons, camperez, camperont)
-
Conjugations for kamperen:
o.t.t.
- kampeer
- kampeert
- kampeert
- kamperen
- kamperen
- kamperen
o.v.t.
- kampeerde
- kampeerde
- kampeerde
- kampeerden
- kampeerden
- kampeerden
v.t.t.
- heb gekampeerd
- hebt gekampeerd
- heeft gekampeerd
- hebben gekampeerd
- hebben gekampeerd
- hebben gekampeerd
v.v.t.
- had gekampeerd
- had gekampeerd
- had gekampeerd
- hadden gekampeerd
- hadden gekampeerd
- hadden gekampeerd
o.t.t.t.
- zal kamperen
- zult kamperen
- zal kamperen
- zullen kamperen
- zullen kamperen
- zullen kamperen
o.v.t.t.
- zou kamperen
- zou kamperen
- zou kamperen
- zouden kamperen
- zouden kamperen
- zouden kamperen
diversen
- kampeer!
- kampeert!
- gekampeerd
- kamperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
kamperen
-
kamperen
Vertaal Matrix voor kamperen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
acte de faire du camping | kamperen | |
camping | kamperen | camping; campingplek; caravanpark; kampeerplaats; kampeerterrein |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
camper | kamperen | legeren |
faire du camping | kamperen |