Nederlands
Uitgebreide vertaling voor kamp (Nederlands) in het Frans
kamp:
-
de kamp (kampement; legering; legerkamp)
-
de kamp (worsteling; gevecht; strijd)
-
de kamp (tweegevecht; duel; tweekamp)
-
de kamp (vakantiekamp)
Vertaal Matrix voor kamp:
Verwante woorden van "kamp":
Verwante definities voor "kamp":
Wiktionary: kamp
kamp
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kamp | → combat; lutte; bataille | ↔ combat — a battle; a fight; a struggle for victory |
• kamp | → camp | ↔ Lager — nur Plural 1: Gesamtheit der Anhänger einer Weltanschauung |
• kamp | → campement; camp | ↔ Lager — nur Plural 1: Provisorische Unterkunft, insbesondere militärisch |
• kamp | → camp | ↔ Lager — Kurzform für ein Konzentrationslager, Inhaftierungslager oder Internierungslager |
kampen:
-
kampen (strijd voeren; vechten; strijden)
combattre; se battre; lutter-
combattre werkwoord (combats, combat, combattons, combattez, combattent, combattais, combattait, combattions, combattiez, combattaient, combattis, combattit, combattîmes, combattîtes, combattirent, combattrai, combattras, combattra, combattrons, combattrez, combattront)
-
se battre werkwoord
-
lutter werkwoord (lutte, luttes, luttons, luttez, luttent, luttais, luttait, luttions, luttiez, luttaient, luttai, luttas, lutta, luttâmes, luttâtes, luttèrent, lutterai, lutteras, luttera, lutterons, lutterez, lutteront)
-
-
kampen (knokken; vechten; bakkeleien; duelleren; matten)
se battre; tabasser; battre le fer; castagner; se cogner; se chamailler; se battre en duel; se bagarrer; taper dur; se quereller; aller sur le pré-
se battre werkwoord
-
tabasser werkwoord (tabasse, tabasses, tabassons, tabassez, tabassent, tabassais, tabassait, tabassions, tabassiez, tabassaient, tabassai, tabassas, tabassa, tabassâmes, tabassâtes, tabassèrent, tabasserai, tabasseras, tabassera, tabasserons, tabasserez, tabasseront)
-
battre le fer werkwoord
-
castagner werkwoord (castagne, castagnes, castagnons, castagnez, castagnent, castagnais, castagnait, castagnions, castagniez, castagnaient, castagnai, castagnas, castagna, castagnâmes, castagnâtes, castagnèrent, castagnerai, castagneras, castagnera, castagnerons, castagnerez, castagneront)
-
se cogner werkwoord
-
se chamailler werkwoord
-
se battre en duel werkwoord
-
se bagarrer werkwoord
-
taper dur werkwoord
-
se quereller werkwoord
-
aller sur le pré werkwoord
-
Conjugations for kampen:
o.t.t.
- kamp
- kampt
- kampt
- kampen
- kampen
- kampen
o.v.t.
- kampte
- kampte
- kampte
- kampten
- kampten
- kampten
v.t.t.
- heb gekampt
- hebt gekampt
- heeft gekampt
- hebben gekampt
- hebben gekampt
- hebben gekampt
v.v.t.
- had gekampt
- had gekampt
- had gekampt
- hadden gekampt
- hadden gekampt
- hadden gekampt
o.t.t.t.
- zal kampen
- zult kampen
- zal kampen
- zullen kampen
- zullen kampen
- zullen kampen
o.v.t.t.
- zou kampen
- zou kampen
- zou kampen
- zouden kampen
- zouden kampen
- zouden kampen
diversen
- kamp!
- kampt!
- gekampt
- kampend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze