Nederlands
Uitgebreide vertaling voor kaken (Nederlands) in het Frans
kaken:
-
kaken (vis kaken; uitsnijden)
Conjugations for kaken:
o.t.t.
- kaak
- kaakt
- kaakt
- kaken
- kaken
- kaken
o.v.t.
- kaakte
- kaakte
- kaakte
- kaakten
- kaakten
- kaakten
v.t.t.
- heb gekaakt
- hebt gekaakt
- heeft gekaakt
- hebben gekaakt
- hebben gekaakt
- hebben gekaakt
v.v.t.
- had gekaakt
- had gekaakt
- had gekaakt
- hadden gekaakt
- hadden gekaakt
- hadden gekaakt
o.t.t.t.
- zal kaken
- zult kaken
- zal kaken
- zullen kaken
- zullen kaken
- zullen kaken
o.v.t.t.
- zou kaken
- zou kaken
- zou kaken
- zouden kaken
- zouden kaken
- zouden kaken
en verder
- is gekaakt
diversen
- kaak!
- kaakt!
- gekaakt
- kakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor kaken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
caquer | kaken; uitsnijden; vis kaken |
Verwante woorden van "kaken":
kaken vorm van kak:
Vertaal Matrix voor kak:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
caca | drek; kak; poep; schijt; stront | beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen |
excréments | drek; kak; poep; schijt; stront | beer; drek; drol; excrementen; fecaliën; feces; hoop; keutel; ontlasting; prut; smurrie; stoelgang; stuk poep; uitscheiding; uitwerpsel; uitwerpselen |
fiente | drek; kak; poep; schijt; stront | drek; prut; smurrie |
matières fécales | drek; kak; poep; schijt; stront | drek; prut; smurrie |
merde | drek; kak; poep; schijt; stront | beer; drek; drol; excrementen; fecaliën; feces; hoop; keutel; prut; smurrie; stuk poep; uitscheiding; uitwerpsel; uitwerpselen |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
merde | tering; verdikkeme; verdomd; verdomme |