Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. joelend:
  2. joelen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor joelend (Nederlands) in het Frans

joelend:

joelend bijvoeglijk naamwoord

  1. joelend (schreeuwend)
    bruyant; criant; bruyamment; chahutant; hurlant; tapageur; tumultueux; tumultueuse; tapageuse; huant; faisant du boucan; tapageusement

Vertaal Matrix voor joelend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bruyant belhamel; raddraaier; raddraaister
tapageur belhamel; bulderaar; druktemaker; herrieschopper; kabaalmaker; lawaaimaker; levenmaker; oproerkraaier; raddraaier; raddraaister; rustverstoorder; stokebrand; zenuwlijder
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bruyamment joelend; schreeuwend hard; hardop; lawaaierig; luid; luid klinkend; luidruchtig; met lawaai; rumoerig
bruyant joelend; schreeuwend hard; hardop; lawaaierig; luid; luid klinkend; luidruchtig; roezemoezig; rumoerig
chahutant joelend; schreeuwend
criant joelend; schreeuwend godgeklaagd; hemeltergend; ijzingwekkend; ontzettend; schrikbarend; schrikwekkend; ten hemel schreiend; vreselijk; zeer ergerlijk
faisant du boucan joelend; schreeuwend
huant joelend; schreeuwend
hurlant joelend; schreeuwend
tapageur joelend; schreeuwend hard; hardop; lawaaierig; luid; luidkeels; luidruchtig; opzichtig; protserig; rumoerig; schreeuwerig; uit volle borst
tapageuse joelend; schreeuwend hard; hardop; lawaaierig; luid; luidkeels; luidruchtig; rumoerig; uit volle borst
tapageusement joelend; schreeuwend hard; hardop; lawaaierig; luid; luidkeels; luidruchtig; rumoerig; uit volle borst
tumultueuse joelend; schreeuwend lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig
tumultueux joelend; schreeuwend lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig

joelen:

joelen werkwoord (joel, joelt, joelde, joelden, gejoeld)

  1. joelen (uitjouwen)
    huer
    • huer werkwoord (hue, hues, huons, huez, )

Conjugations for joelen:

o.t.t.
  1. joel
  2. joelt
  3. joelt
  4. joelen
  5. joelen
  6. joelen
o.v.t.
  1. joelde
  2. joelde
  3. joelde
  4. joelden
  5. joelden
  6. joelden
v.t.t.
  1. heb gejoeld
  2. hebt gejoeld
  3. heeft gejoeld
  4. hebben gejoeld
  5. hebben gejoeld
  6. hebben gejoeld
v.v.t.
  1. had gejoeld
  2. had gejoeld
  3. had gejoeld
  4. hadden gejoeld
  5. hadden gejoeld
  6. hadden gejoeld
o.t.t.t.
  1. zal joelen
  2. zult joelen
  3. zal joelen
  4. zullen joelen
  5. zullen joelen
  6. zullen joelen
o.v.t.t.
  1. zou joelen
  2. zou joelen
  3. zou joelen
  4. zouden joelen
  5. zouden joelen
  6. zouden joelen
en verder
  1. is gejoeld
diversen
  1. joel!
  2. joelt!
  3. gejoeld
  4. joelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

joelen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. joelen
    le cris
    • cris [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor joelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cris joelen gegil; gekrijs; geroep; geschetter; geschreeuw; geschrei; getrompetter; gillen; kreten; leuzen; parolen; roep; roepen; schreeuwen; slagzinnen; slogans; tranen vergieten; vergieten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
huer joelen; uitjouwen