Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
besogne
|
arbeid; job; karwei
|
verhandeling; werkstuk
|
boulot
|
arbeid; job; karwei
|
ambacht; arbeid; baan; baantje; bezigheid; dikkerd; dikzak; dreumes; drol; inspanning; karweitje; klusje; kort en dik persoon; loonarbeid; loonwerk; onderkruipsel; papzak; propje; taak; vak; vetzak; werk; werkkring; werkplek; werkzaamheid
|
corvée
|
arbeid; job; karwei
|
corvee; corveedienst; karweitje; klusje
|
emploi
|
arbeid; baan; dienstbetrekking; functie; job; karwei; positie
|
aanstelling; aanwenden; aanwending; ambacht; ambt; arbeid; arbeidsplaats; baan; behandeling; benoeming; benutting; beroep; bezigheid; dienstverband; gebruik; gewoonte; hantering; inspanning; installatie; inzet; loonarbeid; loonwerk; professie; taak; taakverschaffing; tewerkstelling; toepassing; traditie; usance; vak; werk; werkgelegenheid; werkkring; werkplek; werkverschaffing; werkzaamheid
|
fonction
|
baan; dienstbetrekking; functie; job; positie
|
aanstelling; ambacht; ambt; arbeid; arbeidsplaats; baan; benoeming; beroep; betrekking; bezigheid; dienstverband; functie; inspanning; installatie; prestatie; professie; taak; vak; verrichting; werk; werkkring; werkplek; werkzaamheid
|
labeur
|
arbeid; job; karwei
|
ambacht; arbeid; bezigheid; inspanning; loonarbeid; loonwerk; taak; vak; werk; werkzaamheid
|
mission
|
arbeid; job; karwei
|
aanwijzing; afgifte; aflevering; bevel; bevelschrift; bezorging; commando; consigne; dwangbevel; geleverde; instructie; leverantie; levering; missie; opdracht; order; roeping; taak; uitlevering; voorschrift; zending; zending met speciale opdracht
|
office
|
baan; dienstbetrekking; functie; job; positie
|
ambt; baan; betrekking; bijkeuken; bureau; bureaumeubel; functie; kerkdienst; pantry; spoelkeuken; werk; werkkring; werkplek
|
position
|
baan; dienstbetrekking; functie; job; positie
|
aanname; ambt; baan; betrekking; bewering; denkbeeld; functie; gelid; gesteldheid; gezichtspunt; hiërarchie; houding; idee; interpretatie; inzicht; lezing; ligging; locatie; mening; oordeel; opinie; opvatting; plaatsbepaling; positie; rang; rangorde; rechtspositie; staat; standpunt; standpuntbepaling; stelling; stellingname; thema; these; thesis; toestand; visie; volgorde; werk; werkkring; werkplek; zienswijze
|
poste
|
baan; dienstbetrekking; functie; job; positie
|
ambt; arbeidsplaats; baan; betrekking; functie; postkantoor; radio; radiotoestel; werk; werkkring; werkplek
|
service salarié
|
baan; dienstbetrekking; functie; job; positie
|
|
situation
|
baan; dienstbetrekking; functie; job; positie
|
conditie; gesteldheid; land; ligging; locatie; natie; omstandigheden; omstandigheid; plaatsbepaling; positie; rijk; situatie; staat; stand van zaken; toestand
|
travail
|
arbeid; job; karwei
|
ambacht; arbeid; arbeidsplaats; baan; bezigheid; hoefstal; inspanning; kunstwerk; loonarbeid; loonwerk; meesterwerk; oeuvre; taak; vak; verhandeling; verzamelde werken; werk; werkkring; werkplek; werkstuk; werkzaamheid
|
tâche
|
arbeid; job; karwei
|
aanvraag; contract; ingewikkeldheid; karweitje; klusje; kwestie; moeilijkheid; opgaaf; opgave; probleem; taak; verhandeling; vraagstuk; werkstuk; zwaarte
|
voie
|
baan; dienstbetrekking; functie; job; positie
|
afstand; baan; baanvak; buitenweg; carrière; dreef; etappe; gedeelte van de weg; landweg; loopbaan; paadje; pad; rijbaan; rijstrook; rijvlak; rijweg; ronde; route; straat; straatweg; tournee; traject; trekpad; verkeersstrook; weg
|