Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. inspecteurs:
  2. inspecteur:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inspecteurs (Nederlands) in het Frans

inspecteurs:

inspecteurs [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de inspecteurs (opzieners; toezichthouders; opzichters; surveillanten)
    le surveillants; le concierges

Vertaal Matrix voor inspecteurs:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
concierges inspecteurs; opzichters; opzieners; surveillanten; toezichthouders conciërges; huismeeesters; huismeesters; schoolbewaarders
surveillants inspecteurs; opzichters; opzieners; surveillanten; toezichthouders opzichters; opzieners; suppoosten; toezichthouders; zaalwachters

Verwante woorden van "inspecteurs":


inspecteur:

inspecteur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de inspecteur (controleur)
    l'inspecteur; le contrôleur

Vertaal Matrix voor inspecteur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
contrôleur controleur; inspecteur conducteur; controleur; controller; keurmeester; opzichter; opziener; treinconducteur
inspecteur controleur; inspecteur algemeen inspecteur; conducteur; controleur; gecommitteerde; gemachtigde; gevolmachtigde; inspecteur generaal; keurmeester; treinconducteur

Verwante woorden van "inspecteur":


Wiktionary: inspecteur

inspecteur
noun
  1. Celui, celle dont la fonction est d’inspecter, de surveiller quelque chose.