Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ingewikkeld (Nederlands) in het Frans
ingewikkeld:
-
ingewikkeld (gecompliceerd; complex)
complexe; compliqué; embrouillé; sophistiqué; confus; obscur; brouillon-
complexe bijvoeglijk naamwoord
-
compliqué bijvoeglijk naamwoord
-
embrouillé bijvoeglijk naamwoord
-
sophistiqué bijvoeglijk naamwoord
-
confus bijvoeglijk naamwoord
-
obscur bijvoeglijk naamwoord
-
brouillon bijvoeglijk naamwoord
-
-
ingewikkeld (gewikkeld in)
Vertaal Matrix voor ingewikkeld:
Verwante woorden van "ingewikkeld":
Synoniemen voor "ingewikkeld":
Antoniemen van "ingewikkeld":
Verwante definities voor "ingewikkeld":
Wiktionary: ingewikkeld
ingewikkeld
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ingewikkeld | → complexe | ↔ complex — intricate |
• ingewikkeld | → complexe | ↔ complex — not simple or straightforward |
• ingewikkeld | → compliqué; alambiqué | ↔ complicated — difficult or convoluted |
• ingewikkeld | → compliqué; tortueux | ↔ intricate — having a great deal of fine detail or complexity |
inwikkelen:
-
inwikkelen (verpakken; emballeren; inpakken)
emballer; empaqueter; faire ses malles; faire un paquet de; couvrir; cartonner; recouvrir; envelopper-
emballer werkwoord (emballe, emballes, emballons, emballez, emballent, emballais, emballait, emballions, emballiez, emballaient, emballai, emballas, emballa, emballâmes, emballâtes, emballèrent, emballerai, emballeras, emballera, emballerons, emballerez, emballeront)
-
empaqueter werkwoord (empaquette, empaquettes, empaquetons, empaquetez, empaquettent, empaquetais, empaquetait, empaquetions, empaquetiez, empaquetaient, empaquetai, empaquetas, empaqueta, empaquetâmes, empaquetâtes, empaquetèrent, empaquetterai, empaquetteras, empaquettera, empaquetterons, empaquetterez, empaquetteront)
-
faire ses malles werkwoord
-
faire un paquet de werkwoord
-
couvrir werkwoord (couvre, couvres, couvrons, couvrez, couvrent, couvrais, couvrait, couvrions, couvriez, couvraient, couvris, couvrit, couvrîmes, couvrîtes, couvrirent, couvrirai, couvriras, couvrira, couvrirons, couvrirez, couvriront)
-
cartonner werkwoord (cartonne, cartonnes, cartonnons, cartonnez, cartonnent, cartonnais, cartonnait, cartonnions, cartonniez, cartonnaient, cartonnai, cartonnas, cartonna, cartonnâmes, cartonnâtes, cartonnèrent, cartonnerai, cartonneras, cartonnera, cartonnerons, cartonnerez, cartonneront)
-
recouvrir werkwoord (recouvre, recouvres, recouvrons, recouvrez, recouvrent, recouvrais, recouvrait, recouvrions, recouvriez, recouvraient, recouvris, recouvrit, recouvrîmes, recouvrîtes, recouvrirent, recouvrirai, recouvriras, recouvrira, recouvrirons, recouvrirez, recouvriront)
-
envelopper werkwoord (enveloppe, enveloppes, enveloppons, enveloppez, enveloppent, enveloppais, enveloppait, enveloppions, enveloppiez, enveloppaient, enveloppai, enveloppas, enveloppa, enveloppâmes, enveloppâtes, enveloppèrent, envelopperai, envelopperas, enveloppera, envelopperons, envelopperez, envelopperont)
-
Conjugations for inwikkelen:
o.t.t.
- wikkel in
- wikkelt in
- wikkelt in
- wikkelen in
- wikkelen in
- wikkelen in
o.v.t.
- wikkelde in
- wikkelde in
- wikkelde in
- wikkelden in
- wikkelden in
- wikkelden in
v.t.t.
- heb ingewikkeld
- hebt ingewikkeld
- heeft ingewikkeld
- hebben ingewikkeld
- hebben ingewikkeld
- hebben ingewikkeld
v.v.t.
- had ingewikkeld
- had ingewikkeld
- had ingewikkeld
- hadden ingewikkeld
- hadden ingewikkeld
- hadden ingewikkeld
o.t.t.t.
- zal inwikkelen
- zult inwikkelen
- zal inwikkelen
- zullen inwikkelen
- zullen inwikkelen
- zullen inwikkelen
o.v.t.t.
- zou inwikkelen
- zou inwikkelen
- zou inwikkelen
- zouden inwikkelen
- zouden inwikkelen
- zouden inwikkelen
en verder
- ben ingewikkeld
- bent ingewikkeld
- is ingewikkeld
- zijn ingewikkeld
- zijn ingewikkeld
- zijn ingewikkeld
diversen
- wikkel in!
- wikkelt in!
- ingewikkeld
- inwikkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor inwikkelen:
Wiktionary: inwikkelen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• inwikkelen | → emmailloter; langer | ↔ swaddle — to bind a baby |