Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bête
|
|
beest; dier; gedrocht; misbaksel; monster; mormel; wangedrocht; wanschepsel
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bête
|
infantiel; overdreven kinderachtig
|
achterlijk; argeloos; dom; dwaas; eigenaardig; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; leeghoofdig; maf; mal; mesjogge; naief; naïef; niet goed snik; onbenullig; onnozel; onverstandig; schaapachtig; stom; stupide; suf; typisch; uilachtig; vreemd; zot
|
comme un enfant
|
infantiel; kinderachtig; kinderlijk
|
als een kind; eenvoudig; gemakkelijk; jongensachtig; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
d'enfant
|
infantiel; kinderachtig; kinderlijk; overdreven kinderachtig
|
als een kind; eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
d'une façon enfantine
|
infantiel; kinderachtig; kinderlijk
|
als een kind; eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
en bon enfant
|
infantiel; kinderachtig; kinderlijk
|
als een kind; eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
enfantin
|
infantiel; kinderachtig; kinderlijk; overdreven kinderachtig
|
als een kind; eenvoudig; gemakkelijk; jongensachtig; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
infantile
|
infantiel; kinderachtig; kinderlijk; overdreven kinderachtig
|
argeloos; jongensachtig; kinds; naïef
|
ingénu
|
infantiel; kinderachtig; kinderlijk
|
argeloos; eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; natuurlijk; naïef; niet moeilijk; ongedwongen; ongekunsteld; onschuldig; schuldeloos; schuldloos; simpel
|
naïf
|
infantiel; kinderachtig; kinderlijk; overdreven kinderachtig
|
als een kind; argeloos; eenvoudig; gemakkelijk; goedgelovig; licht; lichtgelovig; makkelijk; naief; natuurlijk; naïef; niet moeilijk; ongedwongen; ongekunsteld; onnozel; simpel
|
naïvement
|
infantiel; kinderachtig; kinderlijk; overdreven kinderachtig
|
als een kind; argeloos; eenvoudig; gemakkelijk; goedgelovig; licht; lichtgelovig; makkelijk; naief; naïef; niet moeilijk; onnozel; simpel
|
puéril
|
infantiel; kinderachtig; kinderlijk; overdreven kinderachtig
|
eenvoudig; flauw; flauwtjes; gemakkelijk; jongensachtig; kinds; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel; zwak; zwakjes
|
puérilement
|
infantiel; kinderachtig; kinderlijk; overdreven kinderachtig
|
eenvoudig; gemakkelijk; jongensachtig; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|