Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ineenstorten (Nederlands) in het Frans
ineenstorten:
-
ineenstorten (instorten)
tomber en ruine; s'effondrer; s'écrouler-
tomber en ruine werkwoord
-
s'effondrer werkwoord
-
s'écrouler werkwoord
-
Conjugations for ineenstorten:
o.t.t.
- stort ineen
- stort ineen
- stort ineen
- storten ineen
- storten ineen
- storten ineen
o.v.t.
- stortte ineen
- stortte ineen
- stortte ineen
- stortten ineen
- stortten ineen
- stortten ineen
v.t.t.
- ben ineengestort
- bent ineengestort
- is ineengestort
- zijn ineengestort
- zijn ineengestort
- zijn ineengestort
v.v.t.
- was ineengestort
- was ineengestort
- was ineengestort
- waren ineengestort
- waren ineengestort
- waren ineengestort
o.t.t.t.
- zal ineenstorten
- zult ineenstorten
- zal ineenstorten
- zullen ineenstorten
- zullen ineenstorten
- zullen ineenstorten
o.v.t.t.
- zou ineenstorten
- zou ineenstorten
- zou ineenstorten
- zouden ineenstorten
- zouden ineenstorten
- zouden ineenstorten
diversen
- stort ineen!
- stort ineen!
- ineengestort
- ineenstortend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
ineenstorten (instorten)