Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. incasseren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor incasseren (Nederlands) in het Frans

incasseren:

incasseren werkwoord (incasseer, incasseert, incasseerde, incasseerden, geïncasseerd)

  1. incasseren (iets verduren; opvangen)
    toucher
    • toucher werkwoord (touche, touches, touchons, touchez, )
  2. incasseren (geld in ontvangst nemen; innen)
    encaisser; percevoir; toucher
    • encaisser werkwoord (encaisse, encaisses, encaissons, encaissez, )
    • percevoir werkwoord (perçois, perçoit, percevons, percevez, )
    • toucher werkwoord (touche, touches, touchons, touchez, )

Conjugations for incasseren:

o.t.t.
  1. incasseer
  2. incasseert
  3. incasseert
  4. incasseren
  5. incasseren
  6. incasseren
o.v.t.
  1. incasseerde
  2. incasseerde
  3. incasseerde
  4. incasseerden
  5. incasseerden
  6. incasseerden
v.t.t.
  1. heb geïncasseerd
  2. hebt geïncasseerd
  3. heeft geïncasseerd
  4. hebben geïncasseerd
  5. hebben geïncasseerd
  6. hebben geïncasseerd
v.v.t.
  1. had geïncasseerd
  2. had geïncasseerd
  3. had geïncasseerd
  4. hadden geïncasseerd
  5. hadden geïncasseerd
  6. hadden geïncasseerd
o.t.t.t.
  1. zal incasseren
  2. zult incasseren
  3. zal incasseren
  4. zullen incasseren
  5. zullen incasseren
  6. zullen incasseren
o.v.t.t.
  1. zou incasseren
  2. zou incasseren
  3. zou incasseren
  4. zouden incasseren
  5. zouden incasseren
  6. zouden incasseren
diversen
  1. incasseer!
  2. incasseert!
  3. geïncasseerd
  4. incasserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor incasseren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
toucher aanraking; aanslag; contact; gevoelszin; impact; prikkeling; sensatie; tastzin; zintuiglijke gewaarwording
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
encaisser geld in ontvangst nemen; incasseren; innen casseren; eisen; inmanen; invorderen; vorderen
percevoir geld in ontvangst nemen; incasseren; innen aanschouwen; bekijken; bemerken; beseffen; bespeuren; doorzien; eisen; gadeslaan; gewaarworden; horen; iets voelen; inmanen; invorderen; inzien; kijken; merken; observeren; onderkennen; onderscheiden; ontwaren; opmerken; realiseren; signaleren; staren; te zien krijgen; turen; verkrijgen; verwerven; voelen; vorderen; waarnemen; zien
toucher geld in ontvangst nemen; iets verduren; incasseren; innen; opvangen aangaan; aangrijpen; aanraken; aanroeren; aanstippen; aanvangen; beginnen; bekomen; beroeren; betasten; betreffen; bevoelen; beïnvloeden; even aanraken; grenzen; grenzen aan; ondernemen; ontmoeten; ontroeren; raken; slaan op; starten; tegenkomen; toucheren; treffen; van start gaan; verdienen; verkrijgen; verwerven; voelen; zich hervinden

Wiktionary: incasseren

incasseren
verb
  1. (geld) in ontvangst nemen.
  2. te verduren krijgen.
incasseren