Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. inbreuk:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inbreuk (Nederlands) in het Frans

inbreuk:

inbreuk [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de inbreuk (aantasting; schending; schennis)
    l'infraction; la transgression; l'atteinte; la violation

Vertaal Matrix voor inbreuk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
atteinte aantasting; inbreuk; schending; schennis beschadigen; gekneusd zijn; kneuzing; krenking; kwetsen; kwetsing; verdragsschending
infraction aantasting; inbreuk; schending; schennis overtreding
transgression aantasting; inbreuk; schending; schennis delict; overtreding; vergrijp
violation aantasting; inbreuk; schending; schennis verdragsschending

Wiktionary: inbreuk

inbreuk
noun
  1. action de déroger à une loi, à un acte quelconque de l’autorité public, à un traité, à un usage, à des droits, etc., ou résultat de cette action.
  2. action de désobéir.
  3. Action de force les mesures de sécurité qui protègent un lieu

Verwante vertalingen van inbreuk