Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor huppelen (Nederlands) in het Frans
huppelen:
-
huppelen (dartelen)
gambader; sautiller; caracoler; cabrioler-
gambader werkwoord (gambade, gambades, gambadons, gambadez, gambadent, gambadais, gambadait, gambadions, gambadiez, gambadaient, gambadai, gambadas, gambada, gambadâmes, gambadâtes, gambadèrent, gambaderai, gambaderas, gambadera, gambaderons, gambaderez, gambaderont)
-
sautiller werkwoord (sautille, sautilles, sautillons, sautillez, sautillent, sautillais, sautillait, sautillions, sautilliez, sautillaient, sautillai, sautillas, sautilla, sautillâmes, sautillâtes, sautillèrent, sautillerai, sautilleras, sautillera, sautillerons, sautillerez, sautilleront)
-
caracoler werkwoord
-
cabrioler werkwoord
-
Conjugations for huppelen:
o.t.t.
- huppel
- huppelt
- huppelt
- huppelen
- huppelen
- huppelen
o.v.t.
- huppelde
- huppelde
- huppelde
- huppelden
- huppelden
- huppelden
v.t.t.
- heb gehuppeld
- hebt gehuppeld
- heeft gehuppeld
- hebben gehuppeld
- hebben gehuppeld
- hebben gehuppeld
v.v.t.
- had gehuppeld
- had gehuppeld
- had gehuppeld
- hadden gehuppeld
- hadden gehuppeld
- hadden gehuppeld
o.t.t.t.
- zal huppelen
- zult huppelen
- zal huppelen
- zullen huppelen
- zullen huppelen
- zullen huppelen
o.v.t.t.
- zou huppelen
- zou huppelen
- zou huppelen
- zouden huppelen
- zouden huppelen
- zouden huppelen
diversen
- huppel!
- huppelt!
- gehuppeld
- huppelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor huppelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cabrioler | dartelen; huppelen | |
caracoler | dartelen; huppelen | |
gambader | dartelen; huppelen | kletteren; rammelen |
sautiller | dartelen; huppelen | kletteren; rammelen; ronddartelen; rondspringen |
- | dartelen |
Computer vertaling door derden: