Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. huisdier:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor huisdier (Nederlands) in het Frans

huisdier:

huisdier [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het huisdier
    l'animal domestique; l'animal de compagnie
  2. het huisdier
    l'animal domestique

Vertaal Matrix voor huisdier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
animal de compagnie huisdier gezelschapsdier; troetel
animal domestique huisdier lievelings huisdier; lievelingsdier; troetel; troeteldier

Verwante woorden van "huisdier":

  • huisdieren

Wiktionary: huisdier

huisdier
noun
  1. een dier dat in het huis of om het huis woont en leeft
huisdier
noun
  1. animal domestiqué donc vivre dans la demeure de l’homme ou dans son voisinage, qui y est élever et nourrir, qui se multiplie en captivité et qui est modifié par rapport à la forme sauvage vivant dans la nature et recevant la protection de l’homme en éc
  2. personnel d'intérieur assurant le service et les travaux ménagers.

Cross Translation:
FromToVia
huisdier animal familier; animal de compagnie pet — an animal kept as a companion

Verwante vertalingen van huisdier