Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hoop (Nederlands) in het Frans

hoop:

hoop [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de hoop (afwachting; verwachting)
    l'espoir; l'attente; l'espérance; la perspective; l'anticipation
  2. de hoop (menigte; bende; schare; )
    la foule; la masse; la grande quantité de personnes; la troupe; le des tas de gens; la multitude de gens; le grand nombre de personnes; la meute; l'horde

hoop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de hoop (kluit; berg)
    le tas; la masse; la foule; l'amas
    • tas [le ~] zelfstandig naamwoord
    • masse [la ~] zelfstandig naamwoord
    • foule [la ~] zelfstandig naamwoord
    • amas [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. de hoop (grote hoeveelheid; massa; berg; overvloed)
    la masse; l'abondance; la multitude; la profusion; la grande quantité; le tas; l'amas
  3. de hoop (stapel; opeenstapeling; opstapeling)
    la pile; l'entassement; la montagne; le tas; le monceau; l'amoncellement
  4. de hoop (opeenhoping; berg; bende)
    le cumul; l'encombrement; l'entassement
  5. de hoop (stuk poep; uitwerpsel; keutel; drol)
    l'excréments; la crotte; la merde; l'étron
    • excréments [le ~] zelfstandig naamwoord
    • crotte [la ~] zelfstandig naamwoord
    • merde [la ~] zelfstandig naamwoord
    • étron [le ~] zelfstandig naamwoord
  6. de hoop (heleboel; boel)
    l'amas; la multitude; la grande quantité; la montagne; la masse; la foule; le tas; la motte; le monceau
    • amas [le ~] zelfstandig naamwoord
    • multitude [la ~] zelfstandig naamwoord
    • grande quantité [la ~] zelfstandig naamwoord
    • montagne [la ~] zelfstandig naamwoord
    • masse [la ~] zelfstandig naamwoord
    • foule [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tas [le ~] zelfstandig naamwoord
    • motte [la ~] zelfstandig naamwoord
    • monceau [le ~] zelfstandig naamwoord
  7. de hoop (opeenhoping; accumulatie; stapel; ophoping; opeenstapeling)
    l'accumulation; la pile; le tas; l'entassement; le cumul; le ramas; la masse; la quantité; le rassemblement; l'assemblage
  8. de hoop (samenscholing; accumulatie; groep; bende; troep)
    la bande; la clique; l'accumulation; le rassemblement; la troupe; l'attroupement

Vertaal Matrix voor hoop:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abondance berg; grote hoeveelheid; hoop; massa; overvloed buitensporigheid; exces; luxe; overdaad; overdadig zijn; overmaat; overvloed; overvloedig zijn; overvloedigheid; pracht; rijkelijkheid; surplus; talrijkheid; teveel; veelheid; weelde; weelderigheid
accumulation accumulatie; bende; groep; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; samenscholing; stapel; troep accumulatie; cumuleren; massa; opeenhopen; opeenhoping; ophopen; ophoping; opstapelen; selectie; sortering; stapelen; stel; verzameling
amas berg; boel; grote hoeveelheid; heleboel; hoop; kluit; massa; overvloed aardig wat
amoncellement hoop; opeenstapeling; opstapeling; stapel stagnatie; stilstand
anticipation afwachting; hoop; verwachting anticiperen; vooruitlopen op
assemblage accumulatie; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; stapel aaneenkoppeling; aaneenvoeging; assemblage; assembleren; bijeenlegging; koppeling; las; montage; samenstelling; samenvoeging; verbinding
attente afwachting; hoop; verwachting afwachten; dracht; opwachten; verwachting; zwangerschap
attroupement accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep oploop; oploopje; samenkomst; toeloop
bande accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep band; band van bandrecorder; banderol; bende; clan; coterie; gelid; groep jongeren; horde; kliek; koppel; lijn; linie; meute; onderonsje; paar; reepje; rij; slagzij; spoel; stel; stelletje; streep; strook; troep; verband; volant; zwachteling
clique accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep bende; clan; kliek; onderonsje
crotte drol; hoop; keutel; stuk poep; uitwerpsel beer; bolus; drek; excrementen; fecaliën; feces; poephoop; prut; smurrie; stronthoop; uitscheiding; uitwerpselen
cumul accumulatie; bende; berg; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; stapel accumulatie; cumulatie; cumuleren; massa; opeenhopen; opeenhoping; ophoping; opstapelen; opstopping; rollup; samenvoeging; selectie; sortering; stagnatie; stel; stilstand; verstopping; verzameling
des tas de gens bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare
encombrement bende; berg; hoop; opeenhoping belemmering; beletsel; file; hindernis; klip; obstakel; opstopping; roadblock; stagnatie; stilstand; stremming; vastlopen; verkeersopstopping; verkeersstremming; versperring; verstopping
entassement accumulatie; bende; berg; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; stapel accumulatie; cumuleren; massa; opeenhopen; opeenhoping; ophopen; ophoping; opstapelen; selectie; sortering; stagnatie; stapelen; stapeling; stel; stilstand; stouwage; verzameling
espoir afwachting; hoop; verwachting
espérance afwachting; hoop; verwachting
excréments drol; hoop; keutel; stuk poep; uitwerpsel beer; drek; excrementen; fecaliën; feces; kak; ontlasting; poep; prut; schijt; smurrie; stoelgang; stront; uitscheiding; uitwerpselen
foule bende; berg; boel; drom; heleboel; hoop; horde; kluit; massa; menigte; schare broeden; drom; drukte; geboefte; gebroed; gedrang; gepeupel; gespuis; grauw; groep mensen; grote menigte; horde; kudde; massa; menigte; mensenmassa; plebs; rapaille; schaar; schare; schorriemorrie; toeloop; toevloed; troep; tuig; uitschot; veel mensen; volksmenigte
grand nombre de personnes bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare
grande quantité berg; boel; grote hoeveelheid; heleboel; hoop; massa; overvloed
grande quantité de personnes bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare
horde bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare bende; groep jongeren
masse accumulatie; bende; berg; boel; drom; grote hoeveelheid; heleboel; hoop; horde; kluit; massa; menigte; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; overvloed; schare; stapel breekhamers; drom; drukte; gewicht; groep mensen; grote menigte; horde; klont; klonter; kudde; massa; menigte; mensenmassa; meute; mokers; oploopje; samenkomst; schaar; schare; toeloop; troep; veel mensen; voorhamers; zwaarte
merde drol; hoop; keutel; stuk poep; uitwerpsel beer; drek; excrementen; fecaliën; feces; kak; poep; prut; schijt; smurrie; stront; uitscheiding; uitwerpselen
meute bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare drift; drom; horde; jaagpartij; jacht; jachtpartij; kudde; massa; schaar; schare; troep; voortgedreven vee; weg om vee langs te drijven; wildjacht
monceau boel; heleboel; hoop; opeenstapeling; opstapeling; stapel
montagne boel; heleboel; hoop; opeenstapeling; opstapeling; stapel berg
motte boel; heleboel; hoop graszode; klont; klonter; plag; turf; turfveen; veen; veengrond; zode
multitude berg; boel; grote hoeveelheid; heleboel; hoop; massa; overvloed legio
multitude de gens bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep
perspective afwachting; hoop; verwachting denkbeeld; doorzicht; gezichtshoek; gezichtspunt; idee; interpretatie; invalshoek; inzicht; kans; kijk; lezing; mening; oogpunt; oordeel; opinie; opvatting; panorama; perspectief; standpunt; toekomst; vergezicht; verreikend uitzicht; visie; vooruitzicht; zienswijs; zienswijze
pile accumulatie; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; stapel accu; accumulatie; accumulator; batterij; hopen; massa; opeenhoping; ophoping; selectie; sortering; stack; stapel; stapels; stel; verzameling
profusion berg; grote hoeveelheid; hoop; massa; overvloed luxe; overvloed; overvloedigheid; pracht; rijkelijkheid; weelde; weelderigheid
quantité accumulatie; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; stapel aantal; hoeveelheid; kwantiteit; kwantum; mate; partij; quantum
ramas accumulatie; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; stapel
rassemblement accumulatie; bende; groep; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; samenscholing; stapel; troep allegaartje; bijeenplaatsing; mengelmoes; oploop; samendoen; samenraapsel
tas accumulatie; berg; boel; grote hoeveelheid; heleboel; hoop; kluit; massa; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; overvloed; stapel aardig wat; heap; hopen; mikmak; schelf; stapels
troupe accumulatie; bende; drom; groep; hoop; horde; massa; menigte; samenscholing; schare; troep allegaartje; bende; drift; drom; groep jongeren; horde; kudde; massa; mengelmoes; meute; samenraapsel; schaar; schare; troep; voortgedreven vee; weg om vee langs te drijven
étron drol; hoop; keutel; stuk poep; uitwerpsel stronthoop
- boel; massa; stoot; veel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
merde tering; verdikkeme; verdomd; verdomme

Verwante woorden van "hoop":


Synoniemen voor "hoop":


Antoniemen van "hoop":


Verwante definities voor "hoop":

  1. grote hoeveelheid, groot aantal1
    • wat een hoop snoepjes heb jij!1
  2. uitwerpselen1
    • er lag een hondehoop op straat1
  3. slordige verzameling dingen1
    • hij gooide de stenen op een hoop1
  4. wens dat er iets gebeurt dat je graag wilt1
    • ik heb goede hoop dat hij weer beter wordt1

Wiktionary: hoop

hoop
noun
  1. Le fait d’espérer. — usage Pour ce sens, ce mot est rare au pluriel ; on le dit pourtant quelquefois dans la poésie et dans le style soutenu.
  2. action d’espérer ou résultat de cette action. Se différencie du synonyme "espoir" qui s'inscrit dans le quotidien humain, matériel par sa dimension escathologique.
  3. amas de plusieurs parties qui faire corps ensemble.
  4. Multitude de gens amassés ensemble.

Cross Translation:
FromToVia
hoop monceau crowd — group of things
hoop songe; rêve; souhait; voeu dream — hope or wish
hoop monceau; pile; tas heap — pile
hoop espoir; espérance hope — belief that something wished for can happen
hoop espoir hope — person or thing that is a source of hope
hoop tas; paquet load — a large number or amount
hoop espérance; espoir HoffnungGlaube an ein erwünschtes, aber nicht wahrscheinliches Ereignis in der Zukunft
hoop espérance; espoir HoffnungMensch, Gegenstand oder Handlung, der oder die zu solchem Glauben Anlass gibt

hopen:

hopen werkwoord (hoop, hoopt, hoopte, hoopten, gehoopt)

  1. hopen (van hoop vervuld zijn; spinzen; verlangen)
    espérer; désirer; souhaiter; soupirer après; aspirer; soupirer; languir
    • espérer werkwoord (espère, espères, espérons, espérez, )
    • désirer werkwoord (désire, désires, désirons, désirez, )
    • souhaiter werkwoord (souhaite, souhaites, souhaitons, souhaitez, )
    • soupirer après werkwoord
    • aspirer werkwoord (aspire, aspires, aspirons, aspirez, )
    • soupirer werkwoord (soupire, soupires, soupirons, soupirez, )
    • languir werkwoord (languis, languit, languissons, languissez, )
  2. hopen (op hopen zetten)
    désirer; convoiter; avoir envie de
    • désirer werkwoord (désire, désires, désirons, désirez, )
    • convoiter werkwoord (convoite, convoites, convoitons, convoitez, )
    • avoir envie de werkwoord
  3. hopen (opeenhopen; accumuleren)
    cumuler; accumuler; amonceler; empiler; amasser; entasser; superposer
    • cumuler werkwoord (cumule, cumules, cumulons, cumulez, )
    • accumuler werkwoord (accumule, accumules, accumulons, accumulez, )
    • amonceler werkwoord (amoncelle, amoncelles, amoncelons, amoncelez, )
    • empiler werkwoord (empile, empiles, empilons, empilez, )
    • amasser werkwoord (amasse, amasses, amassons, amassez, )
    • entasser werkwoord (entasse, entasses, entassons, entassez, )
    • superposer werkwoord (superpose, superposes, superposons, superposez, )

Conjugations for hopen:

o.t.t.
  1. hoop
  2. hoopt
  3. hoopt
  4. hopen
  5. hopen
  6. hopen
o.v.t.
  1. hoopte
  2. hoopte
  3. hoopte
  4. hoopten
  5. hoopten
  6. hoopten
v.t.t.
  1. heb gehoopt
  2. hebt gehoopt
  3. heeft gehoopt
  4. hebben gehoopt
  5. hebben gehoopt
  6. hebben gehoopt
v.v.t.
  1. had gehoopt
  2. had gehoopt
  3. had gehoopt
  4. hadden gehoopt
  5. hadden gehoopt
  6. hadden gehoopt
o.t.t.t.
  1. zal hopen
  2. zult hopen
  3. zal hopen
  4. zullen hopen
  5. zullen hopen
  6. zullen hopen
o.v.t.t.
  1. zou hopen
  2. zou hopen
  3. zou hopen
  4. zouden hopen
  5. zouden hopen
  6. zouden hopen
diversen
  1. hoop!
  2. hoopt!
  3. gehoopt
  4. hopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

hopen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de hopen (stapels)
    la pile; le tas; l'entassements
    • pile [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tas [le ~] zelfstandig naamwoord
    • entassements [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hopen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
entassements hopen; stapels
pile hopen; stapels accu; accumulatie; accumulator; batterij; hoop; massa; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; selectie; sortering; stack; stapel; stel; verzameling
tas hopen; stapels aardig wat; accumulatie; berg; boel; grote hoeveelheid; heap; heleboel; hoop; kluit; massa; mikmak; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; overvloed; schelf; stapel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accumuler accumuleren; hopen; opeenhopen aangroeien; op bankrekening zetten; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; sparen; stapelen; zich vermeerderen
amasser accumuleren; hopen; opeenhopen bijeen drommen; bijeenschrapen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; hamsteren; inzamelen; op bankrekening zetten; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opsnappen; opstapelen; opzij leggen; potten; sparen; stapelen; vergaren; verzamelen
amonceler accumuleren; hopen; opeenhopen op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen
aspirer hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen absorberen; afzuigen; bedoelen; beogen; een snuif nemen; iets ophalen; insnuiven; opnemen; opslorpen; opslurpen; opsnuiven; opzuigen; snuiven; ten doel hebben; wegzuigen
avoir envie de hopen; op hopen zetten begeren; houden van; lekker vinden; lusten; verlangen
convoiter hopen; op hopen zetten begeren; verlangen
cumuler accumuleren; hopen; opeenhopen accumuleren; cumuleren; op bankrekening zetten; sparen; zich ophopen; zich opstapelen
désirer hopen; op hopen zetten; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen begeren; een sterke begeerte hebben naar; hongeren naar; verlangen; wensen; willen
empiler accumuleren; hopen; opeenhopen accumuleren; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; ophopen; opkroppen; opstapelen; stapelen; zich ophopen; zich opstapelen
entasser accumuleren; hopen; opeenhopen accumuleren; hamsteren; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; oppotten; opstapelen; opzij leggen; potten; stapelen; zich ophopen; zich opstapelen
espérer hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen tegemoetzien; uitkijken naar; verwachten; vooruitzien
languir hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken; verkwijnen; wegkwijnen; wegslinken
souhaiter hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen toewensen
soupirer hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen blazen; hijgen; puffen; verzuchten; zucht slaken; zuchten; zwaar ademhalen
soupirer après hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen een sterke begeerte hebben naar; hongeren naar; kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken
superposer accumuleren; hopen; opeenhopen accumuleren; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen; zich ophopen; zich opstapelen

Verwante woorden van "hopen":


Verwante definities voor "hopen":

  1. graag willen dat het gebeurt1
    • ik hoop dat je komt1

Wiktionary: hopen

hopen
verb
  1. wensen, graag zien dat er iets wel of niet voorvalt
hopen
verb
  1. (vieilli) soutenu|fr ou Acadie|fr (transitive) attendre la venue de quelqu’un.
  2. former un souhait.

Cross Translation:
FromToVia
hopen espérer hope — to want something to happen, with expectation that it might
hopen espérer hoffen — zuversichtlich erwarten, in die Zukunft vertrauen

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van hoop