Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor hangend (Nederlands) in het Frans
hangend:
-
hangend (in afwachting van; hangende)
Vertaal Matrix voor hangend:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
pendant | antithese; pendant; tegenhanger | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
pendant | hangend; hangende; in afwachting van | gedurende; in het verloop van; ondertussen; terwijl; tijdens |
suspendu | hangend; hangende; in afwachting van | aanhangend; opgehangen |
hangen:
-
hangen (afhangen)
être accroché; incliner; tomber; retomber-
être accroché werkwoord
-
incliner werkwoord (incline, inclines, inclinons, inclinez, inclinent, inclinais, inclinait, inclinions, incliniez, inclinaient, inclinai, inclinas, inclina, inclinâmes, inclinâtes, inclinèrent, inclinerai, inclineras, inclinera, inclinerons, inclinerez, inclineront)
-
tomber werkwoord (tombe, tombes, tombons, tombez, tombent, tombais, tombait, tombions, tombiez, tombaient, tombai, tombas, tomba, tombâmes, tombâtes, tombèrent, tomberai, tomberas, tombera, tomberons, tomberez, tomberont)
-
retomber werkwoord (retombe, retombes, retombons, retombez, retombent, retombais, retombait, retombions, retombiez, retombaient, retombai, retombas, retomba, retombâmes, retombâtes, retombèrent, retomberai, retomberas, retombera, retomberons, retomberez, retomberont)
-
-
hangen (zweven)
voler; flotter; planer-
voler werkwoord (vole, voles, volons, volez, volent, volais, volait, volions, voliez, volaient, volai, volas, vola, volâmes, volâtes, volèrent, volerai, voleras, volera, volerons, volerez, voleront)
-
flotter werkwoord (flotte, flottes, flottons, flottez, flottent, flottais, flottait, flottions, flottiez, flottaient, flottai, flottas, flotta, flottâmes, flottâtes, flottèrent, flotterai, flotteras, flottera, flotterons, flotterez, flotteront)
-
planer werkwoord (plane, planes, planons, planez, planent, planais, planait, planions, planiez, planaient, planai, planas, plana, planâmes, planâtes, planèrent, planerai, planeras, planera, planerons, planerez, planeront)
-
Conjugations for hangen:
o.t.t.
- hang
- hangt
- hangt
- hangen
- hangen
- hangen
o.v.t.
- hing
- hing
- hing
- hingen
- hingen
- hingen
v.t.t.
- heb gehangen
- hebt gehangen
- heeft gehangen
- hebben gehangen
- hebben gehangen
- hebben gehangen
v.v.t.
- had gehangen
- had gehangen
- had gehangen
- hadden gehangen
- hadden gehangen
- hadden gehangen
o.t.t.t.
- zal hangen
- zult hangen
- zal hangen
- zullen hangen
- zullen hangen
- zullen hangen
o.v.t.t.
- zou hangen
- zou hangen
- zou hangen
- zouden hangen
- zouden hangen
- zouden hangen
diversen
- hang!
- hangt!
- gehangen
- hangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze