Nederlands
Uitgebreide vertaling voor halt houden (Nederlands) in het Frans
halt houden:
-
halt houden (stopzetten; ophouden; remmen; tegenhouden; tot staan brengen)
arrêter; cesser; bloquer; stopper-
arrêter werkwoord (arrête, arrêtes, arrêtons, arrêtez, arrêtent, arrêtais, arrêtait, arrêtions, arrêtiez, arrêtaient, arrêtai, arrêtas, arrêta, arrêtâmes, arrêtâtes, arrêtèrent, arrêterai, arrêteras, arrêtera, arrêterons, arrêterez, arrêteront)
-
cesser werkwoord (cesse, cesses, cessons, cessez, cessent, cessais, cessait, cessions, cessiez, cessaient, cessai, cessas, cessa, cessâmes, cessâtes, cessèrent, cesserai, cesseras, cessera, cesserons, cesserez, cesseront)
-
bloquer werkwoord (bloque, bloques, bloquons, bloquez, bloquent, bloquais, bloquait, bloquions, bloquiez, bloquaient, bloquai, bloquas, bloqua, bloquâmes, bloquâtes, bloquèrent, bloquerai, bloqueras, bloquera, bloquerons, bloquerez, bloqueront)
-
stopper werkwoord (stoppe, stoppes, stoppons, stoppez, stoppent, stoppais, stoppait, stoppions, stoppiez, stoppaient, stoppai, stoppas, stoppa, stoppâmes, stoppâtes, stoppèrent, stopperai, stopperas, stoppera, stopperons, stopperez, stopperont)
-
-
halt houden (stoppen)
stopper; faire halte; s'arrêter-
stopper werkwoord (stoppe, stoppes, stoppons, stoppez, stoppent, stoppais, stoppait, stoppions, stoppiez, stoppaient, stoppai, stoppas, stoppa, stoppâmes, stoppâtes, stoppèrent, stopperai, stopperas, stoppera, stopperons, stopperez, stopperont)
-
faire halte werkwoord
-
s'arrêter werkwoord
-
Conjugations for halt houden:
o.t.t.
- houd halt
- houdt halt
- houdt halt
- houden halt
- houden halt
- houden halt
o.v.t.
- hield halt
- hield halt
- hield halt
- hielden halt
- hielden halt
- hielden halt
v.t.t.
- heb halt gehouden
- hebt halt gehouden
- heeft halt gehouden
- hebben halt gehouden
- hebben halt gehouden
- hebben halt gehouden
v.v.t.
- had halt gehouden
- had halt gehouden
- had halt gehouden
- hadden halt gehouden
- hadden halt gehouden
- hadden halt gehouden
o.t.t.t.
- zal halt houden
- zult halt houden
- zal halt houden
- zullen halt houden
- zullen halt houden
- zullen halt houden
o.v.t.t.
- zou halt houden
- zou halt houden
- zou halt houden
- zouden halt houden
- zouden halt houden
- zouden halt houden
diversen
- houd halt!
- houdt halt!
- halt gehouden
- halt houdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze