Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. grootheid:
  2. groot:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor grootheid (Nederlands) in het Frans

grootheid:

grootheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de grootheid (eminentie; verhevenheid; aanzien; )
    la supériorité; la grandeur; l'excellence

Vertaal Matrix voor grootheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
excellence aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid kostelijkheid; perfectie; uitnemendheid; uitstekendheid; volkomenheid; volmaaktheid; voortreffelijkheid
grandeur aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid gelukzaligheid; grandeur; grootsheid; heerlijkheid; indrukwekkendheid
supériorité aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid force majeure; overmacht; overwicht; superioriteit; uit de hoogte doen; uitnemendheid; verhevenheid; voortreffelijkheid

Verwante woorden van "grootheid":


Wiktionary: grootheid

grootheid
noun
  1. Tout ce qui peut être mesurer ou nombré, de tout ce qui est susceptible d’accroissement ou de diminution.

groot:

groot bijvoeglijk naamwoord

  1. groot
    grand; gros; énorme; large; de grande envergure; énormément; vaste; immense; colossal; ample; largement; amplement

Vertaal Matrix voor groot:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ample groot accuraat; ampel; breedvoerig; gedetailleerd; groots; in details; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; omstandig; overvloedig; precies; rijkelijk; royaal; ruim; ruimschoots; scheutig; secuur; uitgebreid; uitgewerkt; uitvoerig; weids; wijd; zorgvuldig
amplement groot accuraat; ampel; breedvoerig; gedetailleerd; in details; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; omstandig; overvloedig; precies; rijkelijk; royaal; ruim; ruimschoots; scheutig; secuur; uitgebreid; uitgewerkt; uitvoerig; wijd; zorgvuldig
colossal groot aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors; gigantisch; groots; grootschalig; heel erg; heel groot; hemelhoog; huizehoog; immens; in zeer hoge mate; kolossaal; mijlenhoog; onmetelijk; reusachtig; reuze; torenhoog; zeer groot
de grande envergure groot aanmerkelijk; aanzienlijk; ambitieus; beduidend; behoorlijk; eerzuchtig; enorm; flink; fors; groots; grootschalig; grootscheeps; streverig; uitvoerig; veelomvattend
grand groot ampel; breedvoerig; geweldig; hooggespannen; in details; omstandig; overvloedig; rijkelijk; rijzig; royaal; ruim; ruimschoots; scheutig; uitgebreid; uitgewerkt; uitvoerig; wijd
gros groot corpulent; dik; gezet; lijvig; omvangrijk; vet; vettig; volumineus; zwaar van lijf; zwaarlijvig
immense groot aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; bovenmatig; buiten proportie; buitengemeen; buitensporig; eindeloos; enorm; extreem; flink; fors; gedenkwaardig; gigantisch; groots; grootschalig; heel erg; heel groot; heugelijk; immens; in zeer hoge mate; kolossaal; mateloos; memorabel; onafzienbaar; onbegrensd; onbeperkt; oneindig; onmeetbaar; onmetelijk; onnoemelijk; onoverzienbaar; ontzaglijk; onuitsprekelijk groot of veel; peilloos; reusachtig; reuze; tomeloos; uitermate; zeer groot; zonder einde
large groot ampel; brede; breedvoerig; edel; edelmoedig; genereus; goedgeefs; grootmoedig; groots; gul; in details; mild; nobel; omstandig; overvloedig; rijkelijk; royaal; ruim; ruimhartig; ruimschoots; scheutig; tolerant; uitgebreid; uitgewerkt; uitvoerig; vrijgevig; weids; wijd
largement groot ampel; breedvoerig; in details; omstandig; overvloedig; rijkelijk; royaal; ruim; ruimschoots; scheutig; uitgebreid; uitgewerkt; uitvoerig; verreweg; wijd
vaste groot aanmerkelijk; aanzienlijk; ampel; beduidend; behoorlijk; breedvoerig; enorm; extensief; flink; fors; groots; grootschalig; grootscheeps; heel erg; in details; in zeer hoge mate; omstandig; overvloedig; reuze; rijkelijk; royaal; ruim; ruimschoots; scheutig; uitgebreid; uitgewerkt; uitvoerig; veelomvattend; weids; wijd
énorme groot aanmerkelijk; aanzienlijk; ampel; beduidend; behoorlijk; breed; breedvoerig; buiten proportie; curieus; enorm; enorme; fantastisch; fenomenaal; flink; formidabel; fors; gedenkwaardig; geducht; geweldig; gigantisch; groots; grootschalig; heel erg; heel groot; heugelijk; huizehoog; immens; in hoge mate; in zeer hoge mate; kolossaal; levensgroot; memorabel; miraculeus; omstandig; onafzienbaar; onmetelijk; onoverzienbaar; ontiegelijk; ontzettend groot; opzienbarend; overvloedig; prachtig; reusachtig; reuze; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig; schromelijk; titanisch; torenhoog; uit de kluiten gewassen; uitgebreid; uitvoerig; verbazend; verbazingwekkend; verbijsterend; verregaand; verwonderend; verwonderingwekkend; verwonderlijk; wonderbaar; wonderbaarlijk; wonderlijk; zeer groot
énormément groot aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; curieus; enorm; fenomenaal; flink; fors; gigantisch; heel erg; heel groot; immens; imposant; in zeer hoge mate; indrukwekkend; kolossaal; miraculeus; onafzienbaar; onmetelijk; onoverzienbaar; ontzaggelijk; ontzagwekkend; opzienbarend; overdonderend; overweldigend; reusachtig; reuze; verbazend; verbazingwekkend; verbijsterend; verwonderend; verwonderingwekkend; verwonderlijk; wonderbaar; wonderbaarlijk; wonderlijk

Verwante woorden van "groot":


Antoniemen van "groot":


Verwante definities voor "groot":

  1. belangrijk of voornaam1
    • Rembrandt was een groot kunstenaar1
  2. met flinke afmetingen1
    • wij wonen in een groot huis met tien kamers1

Wiktionary: groot

groot
adjective
  1. meer dan normaal in formaat
  2. bewonderenswaardig, goed
  3. machtig, belangrijk
  4. volwassen
adverb
  1. in ruime mate
groot
adjective
  1. Qui a terminé sa puberté, dépassé l'adolescence.
  2. Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire.
  3. De hauteur importante.
  4. Qualifie un corps considérer dans l’extension qu’il a d’un de ses côtés à l’autre, lorsqu'on parle de sa plus petite longueur, par opposition à long.
  5. Qui a atteint son plein développement. (Sens général).
  6. grand, large, vaste.

Cross Translation:
FromToVia
groot grande; grand great — very big, large scale
groot grand tall — of a person
groot gros; grand groß — von beträchtlichem Ausmaß