Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- gril:
- grillen:
-
Wiktionary:
- gril → marotte
- gril → bizarrerie, excentricité, maniérisme, caprice
- grillen → rôtir, griller
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gril (Nederlands) in het Frans
gril:
Vertaal Matrix voor gril:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
caprice | bui; gril; kuur; luim; nuk | aanval; bevlieging; bokkensprong; capriool; frats; gekke streek; opwelling; rare streek; vlaag |
humeur | bui; gril; kuur; luim; nuk | bui; confessie; geestesgesteldheid; geloof; geloofsovertuiging; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; gezindheid; gezindte; humeur; inborst; instelling; psychische toestand; stemming; temperament |
Verwante woorden van "gril":
Wiktionary: gril
gril
Cross Translation:
noun
-
idée fixe
- marotte → idéé-fixe; manie; stokpaardje; gril
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gril | → bizarrerie; excentricité; maniérisme | ↔ quirk — idiosyncrasy |
• gril | → caprice | ↔ whim — fanciful impulse |
gril vorm van grillen:
-
grillen (barbecuen; roosteren; grilleren)
griller au barbecue; griller; rôtir; faire cuire; frire; poêler-
griller au barbecue werkwoord
-
griller werkwoord (grille, grilles, grillons, grillez, grillent, grillais, grillait, grillions, grilliez, grillaient, grillai, grillas, grilla, grillâmes, grillâtes, grillèrent, grillerai, grilleras, grillera, grillerons, grillerez, grilleront)
-
rôtir werkwoord (rôtis, rôtit, rôtissons, rôtissez, rôtissent, rôtissais, rôtissait, rôtissions, rôtissiez, rôtissaient, rôtîmes, rôtîtes, rôtirent, rôtirai, rôtiras, rôtira, rôtirons, rôtirez, rôtiront)
-
faire cuire werkwoord
-
frire werkwoord (fris, frit, frisons, frisez, frisent, frisais, frisait, frisions, frisiez, frisaient, frîmes, frîtes, frirent, frirai, friras, frira, frirons, frirez, friront)
-
poêler werkwoord (poêle, poêles, poêlons, poêlez, poêlent, poêlais, poêlait, poêlions, poêliez, poêlaient, poêlai, poêlas, poêla, poêlâmes, poêlâtes, poêlèrent, poêlerai, poêleras, poêlera, poêlerons, poêlerez, poêleront)
-
Conjugations for grillen:
o.t.t.
- gril
- grilt
- grilt
- grillen
- grillen
- grillen
o.v.t.
- grilde
- grilde
- grilde
- grilden
- grilden
- grilden
v.t.t.
- heb gegrild
- hebt gegrild
- heeft gegrild
- hebben gegrild
- hebben gegrild
- hebben gegrild
v.v.t.
- had gegrild
- had gegrild
- had gegrild
- hadden gegrild
- hadden gegrild
- hadden gegrild
o.t.t.t.
- zal grillen
- zult grillen
- zal grillen
- zullen grillen
- zullen grillen
- zullen grillen
o.v.t.t.
- zou grillen
- zou grillen
- zou grillen
- zouden grillen
- zouden grillen
- zouden grillen
en verder
- is gegrild
- zijn gegrild
diversen
- gril!
- grilt!
- gegrild
- grillend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor grillen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
faire cuire | barbecuen; grillen; grilleren; roosteren | bakken; braden; eten bereiden; koken; kokkerellen |
frire | barbecuen; grillen; grilleren; roosteren | bakken |
griller | barbecuen; grillen; grilleren; roosteren | bakken; blakeren; branden; traliën; verschroeien; verzengen; zengen |
griller au barbecue | barbecuen; grillen; grilleren; roosteren | |
poêler | barbecuen; grillen; grilleren; roosteren | bakken |
rôtir | barbecuen; grillen; grilleren; roosteren | bakken; braden |