Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. grijsheid:
  2. grijs:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor grijsheid (Nederlands) in het Frans

grijsheid:

grijsheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de grijsheid (grijze kleur)
    la grisaille; la couleur grise
  2. de grijsheid (mate van grijs zijn)
    la vieillesse; l'âge avancé; le grand âge
  3. de grijsheid (grauwheid; somberheid; kleurloosheid; grauwte)
    la grisaille; la pâleur; le manque de couleur

Vertaal Matrix voor grijsheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
couleur grise grijsheid; grijze kleur
grand âge grijsheid; mate van grijs zijn ouderdom
grisaille grauwheid; grauwte; grijsheid; grijze kleur; kleurloosheid; somberheid droefgeestigheid; eentonigheid; eenvormigheid; melancholie; monotonie; saaiheid; uniformiteit
manque de couleur grauwheid; grauwte; grijsheid; kleurloosheid; somberheid bleekheid; grauwheid; kleurloosheid; pipsheid; somberheid
pâleur grauwheid; grauwte; grijsheid; kleurloosheid; somberheid bleekheid; fletsheid; grauwheid; kleurloosheid; pipsheid; somberheid
vieillesse grijsheid; mate van grijs zijn bejaardheid; mensenleeftijd; ouder dan 65 jaar zijn; ouderdom; oudheid
âge avancé grijsheid; mate van grijs zijn mensenleeftijd; ouderdom

Verwante woorden van "grijsheid":


grijs:

grijs bijvoeglijk naamwoord

  1. grijs (grauwkleurig)
    gris; grisâtre; sombre; blême; mat; terne
    • gris bijvoeglijk naamwoord
    • grisâtre bijvoeglijk naamwoord
    • sombre bijvoeglijk naamwoord
    • blême bijvoeglijk naamwoord
    • mat bijvoeglijk naamwoord
    • terne bijvoeglijk naamwoord
  2. grijs (grijsharig)
    gris; blanc
    • gris bijvoeglijk naamwoord
    • blanc bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor grijs:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blanc kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blanc grijs; grijsharig blanco; blank; bleek; bleek van gelaatskleur; doodsbleek; kleurloos; lijkbleek; lijkwit; onbeschreven; ongekleurd; ongelakt; oningevuld; pips; sneeuwwit; spierwit; wit; wit van huidskleur
blême grauwkleurig; grijs blank; bleek; bleek van gelaatskleur; boosaardig; dof; doodsbleek; flauw; flets; flodderig; grauw; kleurloos; lijkbleek; lijkwit; mat; mistroostig; morsig; niet helder; ongekleurd; ongelakt; pips; ranzig; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smerig; sneeuwwit; somber; spierwit; triest; troosteloos; vaal; verschoten; verveloos; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vunzig; wit
gris grauwkleurig; grijs; grijsharig aangeschoten; beneveld; beschonken; bezopen; blank; bleek; boosaardig; dronken; druilerig; flodderig; grauw; halfdronken; kleurloos; ladderzat; laveloos; miezerig; mistroostig; morsig; ongekleurd; ranzig; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smerig; smoordronken; somber; stomdronken; straalbezopen; teut; tipsy; toeter; triest; troosteloos; vaal; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vuil grijs; vunzig; zat
grisâtre grauwkleurig; grijs asgrauw; boosaardig; flodderig; grauw; grijsachtig; grijzig; lijkbleek; lijkwit; mistroostig; morsig; ranzig; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smerig; somber; triest; troosteloos; vaal; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vuil grijs; vunzig
mat grauwkleurig; grijs beslagen; dof; flauw; flets; gematteerd; glansloos; mat; niet helder; ongeanimeerd; overbluft; paf; perplex; smakeloos; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zonder smaak; zwijgend
sombre grauwkleurig; grijs bedroefd; bijzonder; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; donker; doods; droef; droefgeestig; droevig; duister; excessief; extreem; grauw; heel erg; hogelijk; kommervol; melancholisch; melancholische; mistroostig; naar; naargeestig; onverlicht; rouwig; somber; ten zeerste; treurig; triest; troosteloos; uitermate; uiterst; verdrietig; vol met zorgen; vreugdeloos; zeer; zwaarmoedig; zwartgallig
terne grauwkleurig; grijs afstompend; beslagen; bleek; boosaardig; daas; dof; dood; eentonig; eenvoudig; flauw; flets; flodderig; futloos; geestdodend; geesteloos; gemakkelijk; gematteerd; glansloos; grauw; lamlendig; levenloos; licht; lusteloos; makkelijk; mat; mistroostig; morsig; niet bezield; niet helder; niet moeilijk; niet uitbundig; onbezield; ongeanimeerd; overbluft; paf; perplex; ranzig; saai; simpel; slap; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smakeloos; smerig; soezerig; somber; sprakeloos; stom; stomverbaasd; suf; triest; troosteloos; vaal; verschoten; versuft; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vunzig; zonder smaak; zwijgend

Verwante woorden van "grijs":


Verwante definities voor "grijs":

  1. kleur die gemaakt is van zwart en wit1
    • oude mensen hebben vaak grijze haren1

Wiktionary: grijs

grijs
adjective
  1. de kleur grijs hebbend
grijs
adjective
  1. Blanchi par l’âge
  2. De couleur grise

Cross Translation:
FromToVia
grijs gris gray — having a color somewhere between white and black, as the ash of an ember
grijs gris gray — dreary, gloomy
grijs gris gray — having an indistinct quality
grijs gris gray — colour
grijs chenue; chenu hoary — white or gray with age
grijs gris grauohne Steigerung: Farbe, Mischung aus schwarz und weiß