Nederlands

Uitgebreide vertaling voor goedheid (Nederlands) in het Frans

goedheid:

goedheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de goedheid
    la bonté; la générosité; la bienveillance; l'indulgence; la clémence; la largesse

Vertaal Matrix voor goedheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bienveillance goedheid bereidheid; bereidwilligheid; clementie; compassie; consideratie; dienst; gastvrijheid; gedienstige handeling; gedienstigheid; gereedheid; goedaardigheid; goedertierenheid; goedgunstigheid; goedigheid; goedmoedigheid; goedwilligheid; gratie; gunstige gezindheid; hartelijkheid; inschikkelijkheid; mildheid; paraatheid; toegeeflijkheid; toegevendheid; voorkomendheid; vriendschappelijkheid; welwillendheid
bonté goedheid clementie; compassie; gastvrijheid; goedaardigheid; goedertierenheid; goedigheid; goedmoedigheid; gunstige gezindheid; hartelijkheid; mildheid; toegevendheid; welwillendheid
clémence goedheid begenadiging; clementie; compassie; consideratie; genade; goedertierenheid; goedgeefsheid; gratie; inschikkelijkheid; kwijtschelding; mildadigheid; mildheid; pardon; toegeeflijkheid; toegevendheid; vergevingsgezindheid; welwillendheid
générosité goedheid belangeloosheid; clementie; compassie; edelmoedigheid; generositeit; goedertierenheid; goedgeefsheid; goedmoedigheid; grootmoedigheid; gulheid; mildheid; onbaatzuchtigheid; onzelfzuchtigheid; royaliteit; ruimhartigheid; scheutigheid; toegevendheid; vrijgevigheid; welwillendheid
indulgence goedheid clementie; compassie; consideratie; gemakkelijkheid; genade; goedertierenheid; inschikkelijkheid; meegaandheid; mildheid; soepelheid; toegeeflijkheid; toegevendheid; vergevingsgezindheid; volgzaamheid; welwillendheid
largesse goedheid clementie; compassie; goedertierenheid; goedgeefsheid; gulheid; mildheid; royaliteit; ruimhartigheid; scheutigheid; toegevendheid; vrijgevigheid; welwillendheid

Verwante woorden van "goedheid":


Wiktionary: goedheid

goedheid
noun
  1. de hoedanigheid van het goed zijn
goedheid
Cross Translation:
FromToVia
goedheid bonté goodness — state or characteristic of being good

goedheid vorm van goed:

goed [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het goed (voorwerp; artikel; item; )
    l'article; l'objet; la chose; le truc; la camelote; le produit
    • article [le ~] zelfstandig naamwoord
    • objet [le ~] zelfstandig naamwoord
    • chose [la ~] zelfstandig naamwoord
    • truc [le ~] zelfstandig naamwoord
    • camelote [la ~] zelfstandig naamwoord
    • produit [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. het goed (kledingmateriaal)
    le vêtements; l'étoffe
  3. het goed (wasgoed)
    le vêtements; le linge; la choses; la babioles; l'habits
    • vêtements [le ~] zelfstandig naamwoord
    • linge [le ~] zelfstandig naamwoord
    • choses [la ~] zelfstandig naamwoord
    • babioles [la ~] zelfstandig naamwoord
    • habits [le ~] zelfstandig naamwoord
  4. het goed (kleren)
    le vêtements; l'habits; l'effets
    • vêtements [le ~] zelfstandig naamwoord
    • habits [le ~] zelfstandig naamwoord
    • effets [le ~] zelfstandig naamwoord

goed bijvoeglijk naamwoord

  1. goed (correct; juist; precies)
    juste; satisfaisant; approprié; correct; correctement; précisément; soigneusement; avec application; exact; exactement; précis; minutieux; minutieuse; minutieusement

Vertaal Matrix voor goed:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
article artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak artikel; bericht; brokje; eindje; essay; fragmentje; item; klein stukje; lidwoord; partje; publicatie; snippertje; stuk; stukje; verhandeling; werkstuk; zinsnede
babioles goed; wasgoed akkefietjes; bagatellen; dingetjes; futiliteiten; kleine dingen; kleinigheden; kleinigheidjes; prullen
camelote artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak geboefte; gebroed; gespuis; geteisem; junk; prullaria; rommel; schorriemorrie; tuig; uitschot; uitvaagsel
chose artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak goedje; materiaal; spul
choses goed; wasgoed dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
effets goed; kleren actiën; effecten; gevolgen; resultaten; uitkomsten; uitvloeisels
habits goed; kleren; wasgoed avondkostuums; gewaad; kerkgewaden; kleding; kleren; plunje; tenue
juste eerlijke; rechtschapene; rechtvaardige
linge goed; wasgoed beddengoed; beddenlaken; droogdoek; laken; lakens; lijfgoed; linnen; linnengoed; ondergoed; onderkleren; was; wasgoed
objet artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak apparaat; object; toestel
produit artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak fabrikaat; kunstwerk; maaksel; meesterwerk; opbrengst; product; werk
truc artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak apparaat; foef; foefje; gimmick; goedje; goochelkunstje; goocheltruc; kneep; kneepje; kunstje; maniertje; materiaal; spul; toestel; truc
vêtements goed; kledingmateriaal; kleren; wasgoed gewaad; jas; kleding; kleren; mantel; overjas; plunje; tenue; uitdossing
étoffe goed; kledingmateriaal geweven stof; weefsel
- akkoord; stof
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- behoorlijk; correct; flink; juist
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
approprié correct; goed; juist; precies adequaat; billijk; gepast; geschikt; geëigend; juist; keurig; netjes; passend; redelijk; schappelijk; toepasbaar; toepasselijk; treffend
avec application correct; goed; juist; precies bedreven; met zorg; naarstig; noest; onvermoeibaar; verwoed; vol zorg; zorgvuldig; zorgzaam
correct correct; goed; juist; precies beschaafd; correct; decent; deugdzaam; eerbaar; eerzaam; fatsoenlijk; foutloos; gepast; hebbelijk; juist; juiste; keurig; kies; krek; loepzuiver; manierlijk; naar behoren; net; netjes; onberispelijk; onbesproken; ordentelijk; perfect; precies; respectabel; volmaakt; welgemanierd; welopgevoed; welvoeglijk; zedig
correctement correct; goed; juist; precies juist; krek; net; precies
exact correct; goed; juist; precies accuraat; bindend; conscientieus; dwingend; exact; gedetailleerd; haarfijn; juist; klemmend; kloppend; krek; met klem; met nadruk; minutieus; nadrukkelijk; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; precies; ragfijn; secuur; stipt; streng; strikt; stringent; uitdrukkelijk; uitgerekend; voorzichtig; waar; zorgvuldig
exactement correct; goed; juist; precies accuraat; bindend; dwingend; exact; gedetailleerd; haarfijn; juist; krek; met een scherp oog; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; precies; ragfijn; secuur; streng; strikt; stringent; zorgvuldig
juste correct; goed; juist; precies aannemelijk; beslist; braaf; chagrijnig; daarnet; degelijk; eerlijk; eng; fair; feitelijk; geconcentreerd; gefundeerd; gegrond; geheid; geldig; gewis; grondig; heus; ingespannen; integer; juist; kloppend; knorrig; korzelig; krap; krek; logisch; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; net; nog maar; nors; nurks; onbesproken; onkreukbaar; op goede gronden steunend; pas; precies; rakelings; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; reëel; solide; steekhoudend; stellig; strak; ternauwernood; uitgerekend; valabel; valide; van sterk gehalte; vast; vast en zeker; verdiept; voorzeker; waar; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker; zojuist; zonet; zorgvuldig
minutieuse correct; goed; juist; precies accuraat; gedetailleerd; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; precies; secuur; zorgvuldig
minutieusement correct; goed; juist; precies accuraat; bindend; dwingend; exact; gedetailleerd; haarfijn; juist; met een scherp oog; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; onvermurwbaar; precies; ragfijn; secuur; stipt; streng; strikt; stringent; voorzichtig; zorgvuldig
minutieux correct; goed; juist; precies accuraat; bindend; dwingend; exact; gedetailleerd; haarfijn; juist; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; onvermurwbaar; precies; ragfijn; secuur; stipt; streng; strikt; stringent; voorzichtig; zorgvuldig
produit gemaakt; geproduceerd; opgeleverd; vervaardigd; voorgevallen
précis correct; goed; juist; precies accuraat; bindend; conscientieus; dwingend; exact; gedetailleerd; juist; klemmend; krek; met klem; met nadruk; minutieus; nadrukkelijk; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; omlijnd; precies; ragfijn; secuur; stipt; streng; strikt; stringent; trefzeker; uitdrukkelijk; voorzichtig; zorgvuldig
précisément correct; goed; juist; precies accuraat; bindend; conscientieus; dwingend; exact; gedetailleerd; juist; klemmend; krek; met klem; met nadruk; minutieus; nadrukkelijk; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; precies; secuur; streng; strikt; stringent; uitdrukkelijk; zorgvuldig
satisfaisant correct; goed; juist; precies
soigneusement correct; goed; juist; precies accuraat; gedetailleerd; grondig; met een scherp oog; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; precies; secuur; stipt; vol zorg; voorzichtig; zorgvuldig; zorgzaam

Verwante woorden van "goed":


Synoniemen voor "goed":


Antoniemen van "goed":


Verwante definities voor "goed":

  1. het is in orde, je bent het ermee eens1
    • mijn vader vindt het goed dat ik mee ga1
  2. erg, zeer1
    • die jongen is goed ziek1
  3. zoals het moet1
    • dat antwoord is goed1
  4. met een gunstige invloed1
    • hardlopen is goed voor de lijn1
  5. spullen of bezittingen1
    • de spoorwegen vervoeren allerlei goederen1
  6. wat in orde is, zoals het hoort1
    • ik ken het verschil wel tussen goed en kwaad1
  7. weefsel gemaakt van draden1
    • het vuile goed moet in de was1

Wiktionary: goed

goed
adjective
  1. kwaliteit bezittend
noun
  1. iets concreets of abstracts dat men in bezit kan hebben
adverb
  1. op goede wijze
goed
noun
  1. Opposé du mal
  2. Possession en argent, en immeuble, ou autrement
  3. Propriété d’une assez vaste étendue et contenant des biens-fonds de diverse nature. (Sens général)
  4. ensemble de biens matériels ou immatériels servant à l’usage principal d’une activité.
  5. Ce qui importer, ce qui convient, en quelque manière que ce soit, à l’utilité, à l’avantage d’une personne ou d’une collectivité, d’un individu ou d’une personne morale, en ce qui concerner soit leur bien physique et matériel, soit leur bien
  6. Traductions à trier suivant le sens
  1. Marque un certain degré de perfection et d’utilité.
  2. Au moins.
adjective
  1. À trier
  2. Qui suivre rigoureusement la vérité, la convention.
  3. Qui est conforme au droit, à la raison et à la justice.

Cross Translation:
FromToVia
goed correctement correctly — in a correct manner
goed bien fine — being acceptable, adequate, passable, or satisfactory
goed bon; bonne good — acting in the interest of good; ethical good intentions
goed bon good — useful for a particular purpose (it’s a good watch)
goed bon good — of food, having a particularly pleasant taste
goed bon good — healthful
goed bon good — pleasant; enjoyable
goed bon good — of people, competent or talented
goed bon good — favourable
goed bon good — beneficial; worthwhile
goed bons; bon good — the forces of good
goed approprié proper — fit, suitable
goed convenable; exact; juste; propre proper — following the established standards of behavior or manners
goed propriété property — something owned
goed possession; domaine; propriété property — piece of real estate

Computer vertaling door derden: