Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ardeur
|
elan; gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; hitte; overgave; passie; pit; vlam; vurigheid; vuur; warmte
|
aandrang; aandrift; ambitie; animo; belangstelling; bevlogenheid; bezieling; daadkracht; devotie; doortastendheid; drang; drift; eerzucht; energie; enthousiasme; esprit; fascinatie; felheid; fut; geboeidheid; gedrevenheid; geestdrift; genegenheid; genoegen; genot; hartstocht; heftigheid; hevigheid; ijver; ijverigheid; intensiteit; interesse; inzet; kracht; lust; momentum; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; onrustigheid; onstuimigheid; overgave; passie; puf; temperament; toegewijdheid; toewijding; trouw; turbulentie; uitbundigheid; uitgelatenheid; vlijt; vlijtigheid; vurigheid; vuur; wellust; werklust; werkzaamheid; woeligheid; zin; zorgzaamheid
|
chaleur
|
gloed; hitte; warmte
|
bronst; krolsheid; loopsheid; onrustigheid; tochtigheid
|
ferveur
|
elan; gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; overgave; passie; pit; vlam; vurigheid; vuur
|
animo; belangstelling; drift; fascinatie; geboeidheid; hartstocht; ijver; ijverigheid; interesse; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; passie; temperament; vlijt; vlijtigheid; vurigheid; vuur; werklust; werkzaamheid; zin
|
feu
|
gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; hitte; overgave; passie; vurigheid; vuur; warmte
|
bevlogenheid; bezieling; brand; enthousiasme; felheid; fik; geestdrift; haardvuur; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht; schieten; stoplicht; verkeerslicht; vlammenzee; vuren; vuur; vuurtje; vuurzee
|
fougue
|
elan; gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; hitte; overgave; passie; pit; vlam; vurigheid; vuur; warmte
|
bezetenheid; devotie; drift; felheid; genegenheid; hartstocht; heftigheid; hevigheid; ijver; intensiteit; inzet; kracht; obsessie; onbeheerstheid; onbesuisdheid; onstuimigheid; overgave; passie; temperament; toegewijdheid; toewijding; trouw; turbulentie; vurigheid; vuur; woeligheid; zorgzaamheid
|
lueur
|
glans; gloed; schijn; schijnsel; straling
|
deemstering; flakkering; flikkering; geflikker; glans; glimp; halfdonker; luister; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht; schijn; schitteren; schittering; signaalvlam; sprankeltje; vleug; vleugje; vonkje
|
lustre
|
glans; gloed; schijn; schijnsel; straling
|
glans; hanglamp; kroonjaar; luister; lustrum; praal; pracht; pronk; schitteren; vijfjaarlijks feest
|
passion
|
gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; overgave; passie; vurigheid; vuur
|
animo; belangstelling; bevlogenheid; bezetenheid; bezieling; devotie; drift; enthousiasme; fascinatie; felheid; geboeidheid; gedrevenheid; geestdrift; genegenheid; genoegen; genot; gevoeligheid; hartelijkheid; hartstocht; heftigheid; hevigheid; ijver; innigheid; intensiteit; interesse; inzet; jool; kracht; leut; liefkozing; lust; obsessie; overgave; passie; plezier; pret; seksuele begeerte; tederheid; toegewijdheid; toewijding; trouw; verlangen; verliefdheid; vuur; wellust; wens; zachtheid; zin; zorgzaamheid
|
pulsion sexuelle
|
gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; overgave; passie; vurigheid; vuur
|
drift; genoegen; genot; jool; leut; lust; plezier; pret; seksuele begeerte; wellust
|
reflets
|
glans; gloed
|
reflectie; spiegelbeeld; spiegeling; weerkaatsing; weerschijn; weerspiegeling
|
rougeoiement
|
glans; gloed
|
|
éclat
|
gloed
|
blinken; deining; diggel; dreun; emotionele uitval; flakker; flakkering; flikkering; flonkering; fonkeling; geflikker; gefonkel; geglinster; glans; glanzen; glimmen; glinstering; haarkrul; klap; knal; krul; kwak; luister; ontlading; ophef; plotselinge uitbarsting; scherf; schijn; schitteren; schittering; smak; splinter; uitbarsten; uitbarsting; uitval; vonk; vulkaanuitbarsting
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
éclat extérieur
|
gloed
|
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
feu
|
|
zaliger
|