Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
avis
|
gezindheid; overtuiging; vaststaande mening
|
aankondiging; aankondigingen; aanmaning; aanschrijving; aansporing tot plicht; aanzegging; advies; bekendmaking; bericht; bewering; boodschap; convocatie; denkbeeld; deurwaardersexploot; gewag; gezichtspunt; herinnering; houding; idee; informatie; interpretatie; inzicht; journaal; kennisgeving; kennisneming; kijk; lezing; mededeling; melding; mening; meningsuiting; nieuws; oordeel; opgave; opinie; oproeping; opvatting; overtuiging; positie; raad; raadgeving; relaas; sein; sommatie; standpunt; standpuntbepaling; stellingname; teken; thema; tijding; uitspraak; vermelding; verwittiging; visie; wenk; zienswijze
|
caractère
|
geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging
|
aandrift; aard; daadkracht; eigenschap; energie; esprit; fut; geaardheid; gemoed; gemoedstoestand; inborst; inslag; karakter; karaktereigenschap; karakterisering; karakteristiek; karaktertrek; kenmerk; kracht; kwalititeit; letter; lettersoort; letterteken; lettertype; mentaliteit; momentum; natuur; persoonlijkheid; puf; stemming; teken; typering; werklust; ziel
|
conception
|
gezindheid; overtuiging; vaststaande mening
|
begrip; begripsvermogen; benul; bevattingsvermogen; brein; conceptie; denkbeeld; gedachte; gezichtspunt; hersens; idee; intelligentie; interpretatie; inzicht; lezing; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; notie; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; verstand; visie; zienswijze
|
conception de la vie
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
filosofie; levensbeschouwing; levensopvatting; levensovertuiging; metafysica; wereldbeschouwing; wijsbegeerte
|
confession
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
bekentenis; belijdenis; biecht; confessie; geloofsbekentenis; geloofsbelijdenis; gemoedsuiting; kerkgenootschap; ontboezeming
|
conviction
|
gezindheid; overtuiging; vaststaande mening
|
confidentie; denkbeeld; fiducie; geloof; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; overtuigdheid; overtuiging; standpunt; vertrouwen; visie; zienswijze
|
conviction religieuse
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
bekennen; confessie; geloof; godsdienst; religie
|
convictions
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
filosofie; levensbeschouwing; levensopvatting; levensovertuiging; metafysica; wereldbeschouwing; wijsbegeerte
|
convoitise
|
geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging
|
begeerlijkheid; begeerte; heftig verlangen; lust; verleidelijkheid
|
croyance
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
bekennen; confessie; overtuigdheid; overtuiging
|
croyances religieuses
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
|
culte
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
aanbidden; cultus; eerbied; eerbiedigen; geloof; godsdienst; godsverering; kerkdienst; prijzen; religie; roemen; verering; verheerlijken; verheerlijking; verheffen
|
disposition
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; geneigdheid; gezindheid; gezindte; hang; inclinatie; neiging
|
aanvoelen; beschikbaarheid; beschikking; bui; compromis; conditie; feeling; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; gevoel; humeur; inborst; indeling; staat; stemming; temperament; toestand; vergelijk
|
désir
|
geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging
|
bede; begeerte; begeren; drift; geilheid; genoegen; genot; hevig verlangen; hitsigheid; lust; opgewondenheid; smachten; verlangen; verzoek; vraag; wellust; wens; wensen; zin; zucht
|
esprit
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
aardigheid; bewustzijn; brein; brille; denkvermogen; elf; elfje; geest; geestigheid; geestverschijning; gein; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gemoedstoestand; genialiteit; genie; grap; hersens; humor; inborst; intellect; intelligentie; inzicht; rede; schim; spiritus; spook; spookgestalte; spookverschijning; stemming; strekking; temperament; teneur; uiting van vrolijkheid; vernuft; verschijning; verstand; vindingrijk vernuft
|
foi
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
bekennen; confessie; geloof; gelovigheid; godsdienst; godsvrucht; godvrezendheid; godvruchtigheid; religie; vroomheid
|
goût pour
|
geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging
|
keuze; smaak; voorkeur; voorliefde
|
humeur
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
bui; geestesgesteldheid; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; gril; humeur; inborst; instelling; kuur; luim; nuk; psychische toestand; stemming; temperament
|
inclination
|
geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging
|
buiging; draaiing; gemoedstoestand; genegenheid; glooiing; glooiingshoek; keuze; kromming; smaak; stemming; tendentie; toegenegenheid; voorkeur; voorliefde
|
nature
|
geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging
|
aard; geaardheid; gemoed; gemoedstoestand; inborst; inslag; karakter; karaktereigenschap; karaktertrek; kenmerk; kwalititeit; mentaliteit; natuur; soort; stemming; ziel
|
opinion
|
gezindheid; overtuiging; vaststaande mening
|
begrip; bewering; conceptie; denkbeeld; dunk; gedachte; gezichtspunt; houding; idee; interpretatie; inzicht; kijk; lezing; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; notie; oordeel; opinie; opvatting; overtuiging; positie; standpunt; standpuntbepaling; stellingname; thema; visie; zienswijze
|
paroi
|
geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging
|
afscheiding; bergwand; beschot; kamerwand; rotswand; schot; tussenmuur; tussenschot; wand
|
penchant
|
geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging
|
gemoedstoestand; gevoel; instinct; intuïtie; keuze; smaak; stemming; tendentie; voorkeur; voorliefde
|
philosophie
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
filosofie; levensbeschouwing; levensopvatting; levensovertuiging; levenswijsheid; metafysica; wereldbeschouwing; wijsbegeerte
|
prédilection
|
geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging
|
keuze; smaak; voorkeur; voorliefde
|
préférence
|
geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging
|
keuze; prioriteit; smaak; voorkeur; voorliefde; voorrang
|
religion
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
geloof; godsdienst; religie
|
sympathies
|
geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging
|
gemoedstoestand; stemming
|
tempérament
|
geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging
|
aard; geaardheid; gemoed; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gemoedstoestand; inborst; inslag; karakter; karaktereigenschap; karaktertrek; kenmerk; kittigheid; kwalititeit; mentaliteit; natuur; persoonlijkheid; stemming; temperament; vurigheid
|
tendance
|
geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging
|
aandrift; drift; geest; gemoedstoestand; geneigdheid; gerichtheid op; instinct; mode; modeverschijnsel; neiging; oriëntatie op; stemming; strekking; tendens; tendentie; teneur; trend
|
état d'âme
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
bui; geestesgesteldheid; geestestoestand; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; humeur; inborst; instelling; psychische toestand; stemming; temperament
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
nature
|
|
gaaf; kuis; maagdelijk; onaangeraakt; onbevlekt; ongerept; onschuldig; pure; puur; rein; virginaal; zuiver; zuivere
|