Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. gezekerd:
  2. zekeren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gezekerd (Nederlands) in het Frans

gezekerd:

gezekerd bijvoeglijk naamwoord

  1. gezekerd (gecovered; gedekt)
    couvert

Vertaal Matrix voor gezekerd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
couvert bestek; couvert; dekmantel; eetgerei; enveloppe; maaltijdgang; omslag; wikkel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
couvert gecovered; gedekt; gezekerd afgedekt; bedekt; beteuterd; betrokken; bewolkt; onderhuids; overdekt; overkapt; sip; sluimerend; teleurgesteld; verborgen; verborgen aanwezig zijn; verkapt; verkleed; vermomd; volgebouwd

gezekerd vorm van zekeren:

zekeren werkwoord (zeker, zekert, zekerde, zekerden, gezekerd)

  1. zekeren
    assurer
    • assurer werkwoord (assure, assures, assurons, assurez, )

Conjugations for zekeren:

o.t.t.
  1. zeker
  2. zekert
  3. zekert
  4. zekeren
  5. zekeren
  6. zekeren
o.v.t.
  1. zekerde
  2. zekerde
  3. zekerde
  4. zekerden
  5. zekerden
  6. zekerden
v.t.t.
  1. heb gezekerd
  2. hebt gezekerd
  3. heeft gezekerd
  4. hebben gezekerd
  5. hebben gezekerd
  6. hebben gezekerd
v.v.t.
  1. had gezekerd
  2. had gezekerd
  3. had gezekerd
  4. hadden gezekerd
  5. hadden gezekerd
  6. hadden gezekerd
o.t.t.t.
  1. zal zekeren
  2. zult zekeren
  3. zal zekeren
  4. zullen zekeren
  5. zullen zekeren
  6. zullen zekeren
o.v.t.t.
  1. zou zekeren
  2. zou zekeren
  3. zou zekeren
  4. zouden zekeren
  5. zouden zekeren
  6. zouden zekeren
diversen
  1. zeker!
  2. zekert!
  3. gezekerd
  4. zekerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor zekeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assurer zekeren garanderen; instaan voor; vast beloven; verzekeren; waarborgen

Wiktionary: zekeren

zekeren
verb
  1. het touw waarmee iemand klimt op een veilige manier vasthouden