Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- gezanik:
- zaniken:
-
Wiktionary:
- zaniken → grogner, maugréer, maronner, râler, récriminer, ronchonner, rouspéter
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gezanik (Nederlands) in het Frans
gezanik:
Vertaal Matrix voor gezanik:
gezanik vorm van zaniken:
-
zaniken (talmen; hannesen; zeiken; teuten; dralen; treuzelen; drentelen; aarzelen; druilen; zeuren)
tergiverser; traînailler; traînasser; atermoyer; temporiser-
tergiverser werkwoord (tergiverse, tergiverses, tergiversons, tergiversez, tergiversent, tergiversais, tergiversait, tergiversions, tergiversiez, tergiversaient, tergiversai, tergiversas, tergiversa, tergiversâmes, tergiversâtes, tergiversèrent, tergiverserai, tergiverseras, tergiversera, tergiverserons, tergiverserez, tergiverseront)
-
traînailler werkwoord (traînaille, traînailles, traînaillons, traînaillez, traînaillent, traînaillais, traînaillait, traînaillions, traînailliez, traînaillaient, traînaillai, traînaillas, traînailla, traînaillâmes, traînaillâtes, traînaillèrent, traînaillerai, traînailleras, traînaillera, traînaillerons, traînaillerez, traînailleront)
-
traînasser werkwoord (traînasse, traînasses, traînassons, traînassez, traînassent, traînassais, traînassait, traînassions, traînassiez, traînassaient, traînassai, traînassas, traînassa, traînassâmes, traînassâtes, traînassèrent, traînasserai, traînasseras, traînassera, traînasserons, traînasserez, traînasseront)
-
atermoyer werkwoord (atermoie, atermoies, atermoyons, atermoyez, atermoient, atermoyais, atermoyait, atermoyions, atermoyiez, atermoyaient, atermoyai, atermoyas, atermoya, atermoyâmes, atermoyâtes, atermoyèrent, atermoierai, atermoieras, atermoiera, atermoierons, atermoierez, atermoieront)
-
temporiser werkwoord (temporise, temporises, temporisons, temporisez, temporisent, temporisais, temporisait, temporisions, temporisiez, temporisaient, temporisai, temporisas, temporisa, temporisâmes, temporisâtes, temporisèrent, temporiserai, temporiseras, temporisera, temporiserons, temporiserez, temporiseront)
-
Conjugations for zaniken:
o.t.t.
- zanik
- zanikt
- zanikt
- zaniken
- zaniken
- zaniken
o.v.t.
- zanikte
- zanikte
- zanikte
- zanikten
- zanikten
- zanikten
v.t.t.
- heb gezanik
- hebt gezanik
- heeft gezanik
- hebben gezanik
- hebben gezanik
- hebben gezanik
v.v.t.
- had gezanik
- had gezanik
- had gezanik
- hadden gezanik
- hadden gezanik
- hadden gezanik
o.t.t.t.
- zal zaniken
- zult zaniken
- zal zaniken
- zullen zaniken
- zullen zaniken
- zullen zaniken
o.v.t.t.
- zou zaniken
- zou zaniken
- zou zaniken
- zouden zaniken
- zouden zaniken
- zouden zaniken
diversen
- zanik!
- zanikt!
- gezanik
- zanikend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor zaniken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
atermoyer | aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren | |
temporiser | aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren | ophouden; opschorten; opschuiven; rekken; temporiseren; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven |
tergiverser | aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren | aarzelen; dubben; talmen; weifelen |
traînailler | aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren | aarzelen; dralen; drentelen; dubben; talmen; teuten; treuzelen; weifelen |
traînasser | aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren | aarzelen; dralen; drentelen; dubben; lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen; rondlummelen; talmen; teuten; treuzelen; weifelen |