Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gewend (Nederlands) in het Frans
gewend:
-
gewend (gewoon)
Vertaal Matrix voor gewend:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
habitué | gast; habitué; stamgast; vaste klant | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
accoutumé | gewend; gewoon | |
habitué | gewend; gewoon |
wenden:
-
wenden (draaien; zwenken)
tourner; virer; détourner-
tourner werkwoord (tourne, tournes, tournons, tournez, tournent, tournais, tournait, tournions, tourniez, tournaient, tournai, tournas, tourna, tournâmes, tournâtes, tournèrent, tournerai, tourneras, tournera, tournerons, tournerez, tourneront)
-
virer werkwoord (vire, vires, virons, virez, virent, virais, virait, virions, viriez, viraient, virai, viras, vira, virâmes, virâtes, virèrent, virerai, vireras, virera, virerons, virerez, vireront)
-
détourner werkwoord (détourne, détournes, détournons, détournez, détournent, détournais, détournait, détournions, détourniez, détournaient, détournai, détournas, détourna, détournâmes, détournâtes, détournèrent, détournerai, détourneras, détournera, détournerons, détournerez, détourneront)
-
-
wenden (draaien; keren)
tourner; virer; faire tourner; faire virer-
tourner werkwoord (tourne, tournes, tournons, tournez, tournent, tournais, tournait, tournions, tourniez, tournaient, tournai, tournas, tourna, tournâmes, tournâtes, tournèrent, tournerai, tourneras, tournera, tournerons, tournerez, tourneront)
-
virer werkwoord (vire, vires, virons, virez, virent, virais, virait, virions, viriez, viraient, virai, viras, vira, virâmes, virâtes, virèrent, virerai, vireras, virera, virerons, virerez, vireront)
-
faire tourner werkwoord
-
faire virer werkwoord
-
-
wenden (omdraaien; keren; draaien)
tourner; inverser; retourner; intervertir-
tourner werkwoord (tourne, tournes, tournons, tournez, tournent, tournais, tournait, tournions, tourniez, tournaient, tournai, tournas, tourna, tournâmes, tournâtes, tournèrent, tournerai, tourneras, tournera, tournerons, tournerez, tourneront)
-
inverser werkwoord (inverse, inverses, inversons, inversez, inversent, inversais, inversait, inversions, inversiez, inversaient, inversai, inversas, inversa, inversâmes, inversâtes, inversèrent, inverserai, inverseras, inversera, inverserons, inverserez, inverseront)
-
retourner werkwoord (retourne, retournes, retournons, retournez, retournent, retournais, retournait, retournions, retourniez, retournaient, retournai, retournas, retourna, retournâmes, retournâtes, retournèrent, retournerai, retourneras, retournera, retournerons, retournerez, retourneront)
-
intervertir werkwoord
-
Conjugations for wenden:
o.t.t.
- wend
- wendt
- wendt
- wenden
- wenden
- wenden
o.v.t.
- wendde
- wendde
- wendde
- wendden
- wendden
- wendden
v.t.t.
- heb gewend
- hebt gewend
- heeft gewend
- hebben gewend
- hebben gewend
- hebben gewend
v.v.t.
- had gewend
- had gewend
- had gewend
- hadden gewend
- hadden gewend
- hadden gewend
o.t.t.t.
- zal wenden
- zult wenden
- zal wenden
- zullen wenden
- zullen wenden
- zullen wenden
o.v.t.t.
- zou wenden
- zou wenden
- zou wenden
- zouden wenden
- zouden wenden
- zouden wenden
diversen
- wend!
- wendt!
- gewend
- wendend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wenden:
Wiktionary: wenden
wenden
verb
-
aller de nouveau en un lieu.
-
Se mouvoir dans une autre direction
-
À trier
- virer → endosseren; gireren; wenden
gewend vorm van gewennen:
-
gewennen
habituer; s'habituer; accoutumer; se familiariser; habituer à; s'habituer à; s'accoutumer; prendre l'habitude; s'accoutumer à-
habituer werkwoord (habitue, habitues, habituons, habituez, habituent, habituais, habituait, habituions, habituiez, habituaient, habituai, habituas, habitua, habituâmes, habituâtes, habituèrent, habituerai, habitueras, habituera, habituerons, habituerez, habitueront)
-
s'habituer werkwoord
-
accoutumer werkwoord (accoutume, accoutumes, accoutumons, accoutumez, accoutument, accoutumais, accoutumait, accoutumions, accoutumiez, accoutumaient, accoutumai, accoutumas, accoutuma, accoutumâmes, accoutumâtes, accoutumèrent, accoutumerai, accoutumeras, accoutumera, accoutumerons, accoutumerez, accoutumeront)
-
se familiariser werkwoord
-
habituer à werkwoord
-
s'habituer à werkwoord
-
s'accoutumer werkwoord
-
prendre l'habitude werkwoord
-
s'accoutumer à werkwoord
-
Conjugations for gewennen:
o.t.t.
- gewen
- gewent
- gewent
- gewennen
- gewennen
- gewennen
o.v.t.
- gewende
- gewende
- gewende
- gewenden
- gewenden
- gewenden
v.t.t.
- ben gewend
- bent gewend
- is gewend
- zijn gewend
- zijn gewend
- zijn gewend
v.v.t.
- was gewend
- was gewend
- was gewend
- waren gewend
- waren gewend
- waren gewend
o.t.t.t.
- zal gewennen
- zult gewennen
- zal gewennen
- zullen gewennen
- zullen gewennen
- zullen gewennen
o.v.t.t.
- zou gewennen
- zou gewennen
- zou gewennen
- zouden gewennen
- zouden gewennen
- zouden gewennen
diversen
- gewen!
- gewent!
- gewend
- gewennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor gewennen:
gewend vorm van wennen:
-
wennen (gewendraken; aanpassen; aarden)
se familiariser; se faire à; s'habituer à-
se familiariser werkwoord
-
se faire à werkwoord
-
s'habituer à werkwoord
-
-
wennen (acclimatiseren)
habituer à; se familiariser; se faire à; s'adapter; s'habituer à; s'acclimater; s'accoutumer-
habituer à werkwoord
-
se familiariser werkwoord
-
se faire à werkwoord
-
s'adapter werkwoord
-
s'habituer à werkwoord
-
s'acclimater werkwoord
-
s'accoutumer werkwoord
-
Conjugations for wennen:
o.t.t.
- wen
- went
- went
- wennen
- wennen
- wennen
o.v.t.
- wende
- wende
- wende
- wenden
- wenden
- wenden
v.t.t.
- heb gewend
- hebt gewend
- heeft gewend
- hebben gewend
- hebben gewend
- hebben gewend
v.v.t.
- had gewend
- had gewend
- had gewend
- hadden gewend
- hadden gewend
- hadden gewend
o.t.t.t.
- zal wennen
- zult wennen
- zal wennen
- zullen wennen
- zullen wennen
- zullen wennen
o.v.t.t.
- zou wennen
- zou wennen
- zou wennen
- zouden wennen
- zouden wennen
- zouden wennen
diversen
- wen !
- went !
- gewend
- wennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wennen:
Verwante definities voor "wennen":
Computer vertaling door derden: