Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gevierd (Nederlands) in het Frans
gevierd:
-
gevierd (populair)
populaire; célèbre; fameux; désiré; couvert de lauriers; célébré; aimé; renommé; en vogue; chéri; voulu; illustre; cher; vanté; estimé; loué-
populaire bijvoeglijk naamwoord
-
célèbre bijvoeglijk naamwoord
-
fameux bijvoeglijk naamwoord
-
désiré bijvoeglijk naamwoord
-
couvert de lauriers bijvoeglijk naamwoord
-
célébré bijvoeglijk naamwoord
-
aimé bijvoeglijk naamwoord
-
renommé bijvoeglijk naamwoord
-
en vogue bijvoeglijk naamwoord
-
chéri bijvoeglijk naamwoord
-
voulu bijvoeglijk naamwoord
-
illustre bijvoeglijk naamwoord
-
cher bijvoeglijk naamwoord
-
vanté bijvoeglijk naamwoord
-
estimé bijvoeglijk naamwoord
-
loué bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor gevierd:
Wiktionary: gevierd
gevierd
Cross Translation:
adjective
-
Qui est très connaître par une population et ses médias.
-
Dont la réputation est très grande.
-
Titre honorifique
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gevierd | → célèbre | ↔ celebrated — famous or widely praised |
gevierd vorm van vieren:
-
vieren (celebreren; feesten; feestvieren)
célébrer; fêter; faire la fête; festoyer-
célébrer werkwoord (célèbre, célèbres, célébrons, célébrez, célèbrent, célébrais, célébrait, célébrions, célébriez, célébraient, célébrai, célébras, célébra, célébrâmes, célébrâtes, célébrèrent, célébrerai, célébreras, célébrera, célébrerons, célébrerez, célébreront)
-
fêter werkwoord (fête, fêtes, fêtons, fêtez, fêtent, fêtais, fêtait, fêtions, fêtiez, fêtaient, fêtai, fêtas, fêta, fêtâmes, fêtâtes, fêtèrent, fêterai, fêteras, fêtera, fêterons, fêterez, fêteront)
-
faire la fête werkwoord
-
festoyer werkwoord (festoie, festoies, festoyons, festoyez, festoient, festoyais, festoyait, festoyions, festoyiez, festoyaient, festoyai, festoyas, festoya, festoyâmes, festoyâtes, festoyèrent, festoierai, festoieras, festoiera, festoierons, festoierez, festoieront)
-
-
vieren (laten vieren)
fêter; laisser célébrer-
fêter werkwoord (fête, fêtes, fêtons, fêtez, fêtent, fêtais, fêtait, fêtions, fêtiez, fêtaient, fêtai, fêtas, fêta, fêtâmes, fêtâtes, fêtèrent, fêterai, fêteras, fêtera, fêterons, fêterez, fêteront)
-
laisser célébrer werkwoord
-
Conjugations for vieren:
o.t.t.
- vier
- viert
- viert
- vieren
- vieren
- vieren
o.v.t.
- vierde
- vierde
- vierde
- vierden
- vierden
- vierden
v.t.t.
- heb gevierd
- hebt gevierd
- heeft gevierd
- hebben gevierd
- hebben gevierd
- hebben gevierd
v.v.t.
- had gevierd
- had gevierd
- had gevierd
- hadden gevierd
- hadden gevierd
- hadden gevierd
o.t.t.t.
- zal vieren
- zult vieren
- zal vieren
- zullen vieren
- zullen vieren
- zullen vieren
o.v.t.t.
- zou vieren
- zou vieren
- zou vieren
- zouden vieren
- zouden vieren
- zouden vieren
diversen
- vier!
- viert!
- gevierd
- vierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor vieren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
célébrer | celebreren; feesten; feestvieren; vieren | |
faire la fête | celebreren; feesten; feestvieren; vieren | de hort op gaan; fuiven; nachtbraken; stappen; trakteren; uitgaan |
festoyer | celebreren; feesten; feestvieren; vieren | |
fêter | celebreren; feesten; feestvieren; laten vieren; vieren | feestelijk onthalen; fuiven; fêteren; trakteren |
laisser célébrer | laten vieren; vieren |
Verwante definities voor "vieren":
Wiktionary: vieren
vieren
Cross Translation:
verb
vieren
-
een feest vieren
- vieren → célébrer
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vieren | → rendre hommage; célébrer | ↔ celebrate — extol or honour in a solemn manner |
• vieren | → célébrer; fêter | ↔ celebrate — honour by rites, ceremonies, etc. |
• vieren | → célébrer | ↔ celebrate — perform or participate in |
• vieren | → fêter; veiller | ↔ party — to celebrate at a party |